We kunnen toch alleen maar feestvieren?

Preek over Lucas 15:1,2; 11-32

(Deze preek is m.n. voor mensen uit een ‘eercultuur’ geschreven, zoals bijvoorbeeld in het Midden-Oosten. Overigens denk ik dat Jezus het verhaal van ‘de verloren zoon’ ook vertelde tegen de achtergrond van een ‘eercultuur’.)

Vandaag doen we het een beetje anders. Meestal lezen we eerst uit de Bijbel en dan zeg ik er in de preek iets over. Vandaag wisselen we het af – we lezen telkens een gedeelte uit de Bijbel en dan zal ik er steeds iets bij vertellen.

1Alle tollenaars en zondaars kwamen Hem opzoeken om naar Hem (Jezus) te luisteren. 2Maar zowel de farizeeën als de schriftgeleerden zeiden morrend tegen elkaar: ‘Die man ontvangt zondaars en eet met hen.’

Jezus is goed bevriend met slechte mensen. Met tollenaars, dat zijn belastingambtenaren die bekend staan om hun corruptie. Zij komen naar Hem toe. Hij zegt: ‘Welkom’ en gaat samen met hen eten. Dat verwacht je toch niet van een heilige man, van een profeet?

In het Nederlands zeggen we ‘vertel me wie je vrienden zijn en ik zal zeggen wie jij bent.’ Als je dat op Jezus zou toepassen, wat voor profeet is Jezus dan eigenlijk?

Jezus is een profeet. Hij maakt Gods Woord bekend. De Bijbel zegt zelfs ‘Hij is Gods Woord’. Maar hoe zou dat kunnen als zijn vrienden slechte mensen zijn? Je kunt het protest van de Farizeeën en de schriftgeleerden wel begrijpen. Zij deden hun uiterste best om Gods woorden te begrijpen en er naar te leven en zij begrijpen niets van Jezus. ‘Die man ontvangt zondaars en eet met hen’, zeggen ze.

Als Jezus hun kritiek hoort gaat Hij verhalen vertellen. Een van die verhalen gaat over een vrouw die tien munten heeft en er een kwijt is. Ze zoekt haar hele huis door, net zo lang tot ze die ene munt weer gevonden heeft. Wat is ze blij als ze die weer gevonden heeft. Zo gaat dat, als je iets kwijt bent en je vindt het terug, dan ben jij daar blijer mee dan met alle spullen die je niet kwijt was, maar gewoon nog hebt.

Jezus zegt dan: zo is het in de hemel ook – er is grote blijdschap als iemand die verloren was weer gevonden wordt. Er is grote blijdschap als een zondaar zich bekeert. Daarom ga ik met slechte mensen om, om ze te vinden, zodat ze zich weer omkeren naar God.

En dan vertelt Jezus dit verhaal:

‘Iemand had twee zonen. 12De jongste van hen zei tegen zijn vader: “Vader, geef mij het deel van uw bezit waarop ik recht heb.”

Wat afschuwelijk. Hoe durft die jongen! Alsof hij tegen zijn vader zegt: ‘Val dood, ik wil mijn geld!’ Wat zal die vader doen na zijn belediging? Jaagt hij hem weg, doodt hij hem en zegt hij: ‘je bent het niet waard mijn zoon te zijn’?

Dat zou je verwachten – maar nee, Jezus zegt:

De vader verdeelde zijn vermogen onder hen.

[dia 1] De vader doet wat die jongen vraagt! Waarom? Is die vader niet aangetast in zijn eer, in zijn positie, door zo’n vraag? Wat is hier aan de hand? Misschien kunnen we dat in het verhaal ontdekken:

 13Na enkele dagen verzilverde de jongste zoon zijn bezit en reisde af naar een ver land, waar hij een losbandig leven leidde en zijn vermogen verkwistte. 14Toen hij alles had uitgegeven, werd dat land getroffen door een zware hongersnood, en begon hij gebrek te lijden. 15Hij trok eropuit en verhuurde zich aan een van de inwoners van dat land, die hem op het veld zijn varkens liet hoeden. 16Hij had graag zijn maag willen vullen met de peulen die de varkens te eten kregen, maar niemand gaf ze hem.

[dia 2] Het verhaal dat Jezus vertelt gaat over God en mensen. Het is wat zoveel mensen doen. Ze willen wel hebben wat van God is ‘Geef me de erfenis’, maar met God zelf hebben ze liever niets te maken. Misschien herken je dat ook in je eigen leven. Dat je vergeten bent, of soms vergat dat het hele leven van Hem is. Zo vaak gebruik je wat God geeft voor jezelf in plaats van om het goede te doen.

Je ziet het bv. ook aan hoe we samen met deze aarde omgaan: sommige mensen hebben teveel te eten, anderen komen tekort. Telkens weer is er oorlog en onderdrukking door mensen die willen profiteren van een ander. Met onze hebzucht maken we de aarde, de ecologie ook kapot. Of kijk naar jezelf – zoek jij altijd het goede voor de ander. Wil jij met God leven, of leef je vooral voor jezelf?

Dat loopt slecht af. Kijk maar naar die jongen in het verhaal van Jezus: Het leek wel mooi om zoveel geld te hebben, maar moet je kijken: nu zit hij bij de varkens, bij die onreine beesten Hij is terecht gekomen, zoals hij verdiende. Hij zou zelfs wel varkensvoer willen eten, maar zelfs dat krijgt hij niet.

Dat is wat je vaker in het leven ziet. Het staat ook in de Bijbel: Wie alleen maar voor zichzelf leeft, wie God niet eert, die loopt vast in het leven. Vroeg of laat gaat het fout met je. Zo ook met deze jongen. Er is echt niets meer van hem over. Al het geld dat hem respect gaf is op. Hij heeft geen enkel gevoel van eigenwaarde meer. Minder dan een varken is hij. Jezus vertelt verder:

17Toen kwam hij tot zichzelf en dacht: De dagloners van mijn vader hebben eten in overvloed, en ik kom hier om van de honger. 18Ik zal naar mijn vader gaan en tegen hem zeggen: “Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u, 19ik ben het niet meer waard uw zoon genoemd te worden; behandel mij als een van uw dagloners.” 20Hij vertrok meteen en ging op weg naar zijn vader.

[dia 3] Deze jongen heeft alles verloren. Zijn positie als zoon, zijn geld en ook zijn zelfrespect. En mensen die hun zelfrespect hebben verloren kunnen één ding wat anderen maar heel slecht kunnen – hulp vragen. Je ziet het bij mensen die bedelen op straat. Ik zou dat niet kunnen, bedelen. Zolang je een beetje zelfrespect hebt, doe je dat niet gauw. Maar als je dat ook kwijt bent, dan kun je om hulp vragen. Zo is het ook bij deze jongen.

Hij is alles kwijt en heeft niets meer te verliezen. Hij durft daarom zelfs naar huis te gaan. Misschien zullen ze hem uitlachen of zeggen ‘je hebt je verdiende loon gekregen’, hij heeft niets meer te verliezen. Slechter dan zitten bij de varkens kan het niet worden. Hij kan het proberen, misschien wil zijn vader hem nog wel als knecht hebben.

Zijn vader zag hem in de verte al aankomen. Hij kreeg medelijden en rende op zijn zoon af, viel hem om de hals en kuste hem. 21“Vader,” zei zijn zoon tegen hem, “ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u, ik ben het niet meer waard uw zoon genoemd te worden.” 22Maar de vader zei tegen zijn knechten: “Haal vlug het mooiste gewaad en trek het hem aan, doe hem een ring aan zijn vinger en geef hem sandalen. 23Breng het gemeste kalf en slacht het. Laten we eten en feestvieren, 24want deze zoon van mij was dood en is weer tot leven gekomen, hij was verloren en is teruggevonden.” En ze begonnen feest te vieren.

[dia 4] Als de jongen naar huis komt, ziet de vader hem al in de verte aankomen. En er gebeurt iets bijzonders. Het is geen woede die bij hem bovenkomt, maar medelijden. Daar loopt zijn zoon, vuil, mager, arm. Niets is er van hem over.

De Vader houdt niet vast aan zijn eer, maar houdt vast aan zijn liefde. Hij rent de jongen tegemoet. Zie je het voor je? Een rijke waardige vader, die op een arme bedelaar afrent. Die jongen daar is belangrijker dan zijn eer en waardigheid.

Het gaat de vader niet om zijn eer, maar om de eer en waardigheid van zijn jongen. Zijn zoon zegt: ‘ik heb gezondigd’, maar de vader lijkt het niet eens te horen. Hij wil alleen maar de jongen in zijn waardigheid herstellen. Trek hem weer mooie kleren aan, die een ring om zijn vinger, geef hem sandalen. Laat het zien dat hij mijn zoon is. Niet een arme bedelaar, geen arme varkenshoeder, maar mijn kind.

Een vreemde vader. Als dit over God gaat… God verdient alle eer – hoe kan Hij accepteren dat Hij zo beledigd wordt. Hoe kan Jezus over Hem vertellen als een Vader die rent naar zijn zoon die Hem beledigd heeft.

Wij zouden dat nooit zo verzinnen. Zo’n God.

Maar zo heeft God zich laten zien. Als een Vader voor wie liefde belangrijker is dan eer. Die vol is van medelijden met zonen en dochters die bij Hem vandaan zijn gegaan. Die naar ze toe rent om hun eer te herstellen.

Dat is wat Jezus heeft gedaan. Door Jezus laat God zien dat er een ding nog belangrijker is dan zijn eer, zijn liefde. Of misschien moet ik het zo zeggen: Gods grootheid, zijn glorie, zijn eer wordt het meest zichtbaar in zijn liefde.

Die vader die op die zoon, die bedelaar afrent. Je kunt denken, die verliest al zijn waardigheid, als zijn eer. Je kunt ook denken: wat houdt die vader veel van die jongen, dat hij zijn waardigheid opgeeft en naar Hem toe rent. Wat een medelijden, wat een liefde. Daarin vindt God zijn grootste glorie in zijn liefde. Dat zie je in Jezus. God geeft Jezus, de liefste die Hij had, om zijn kinderen weer bij zich te winnen. Om ze nieuwe kleren aan te trekken en sandalen en een ring om hun vinger. Om hen hun waardigheid terug te geven.

Weet je wanneer dat gebeurt? Wanneer krijgen verloren zonen en dochters hun waardigheid terug? Dat zie je bij de doop. Dan word je als het ware schoongewassen. Je krijgt soms ook letterlijk een nieuw kledingstuk – je bent weer welkom in het huis van God. Kom binnen!

Ik hoop dat je Gods grootheid in zijn liefde begint te herkennen. Maar misschien vind je het nog lastig. Luister dan nog even verder naar wat Jezus vertelt:

25De oudste zoon was op het veld. Toen hij naar huis ging en al dichtbij was, hoorde hij muziek en gedans. 26Hij riep een van de knechten bij zich en vroeg wat dat te betekenen had. 27De knecht zei tegen hem: “Uw broer is thuisgekomen, en uw vader heeft het gemeste kalf geslacht omdat hij hem gezond en wel heeft teruggekregen.” 28Hij werd woedend en wilde niet naar binnen gaan, maar zijn vader kwam naar buiten en probeerde hem tot andere gedachten te brengen. 29Hij zei tegen zijn vader: “Al jarenlang werk ik voor u en nooit ben ik u ongehoorzaam geweest als u mij iets opdroeg, en u hebt mij zelfs nooit een geitenbokje gegeven om met mijn vrienden feest te vieren. 30Maar nu die zoon van u is thuisgekomen, die uw vermogen heeft verkwanseld aan de hoeren, hebt u voor hem het gemeste kalf geslacht.”

[dia 5] Begrijp je dat? Zo’n jongen heeft altijd zijn best gedaan om zijn vader te respecteren, altijd zijn werk goed gedaan. En toen was er op een dag die jongste broer van hem en die eiste zomaar even zijn deel van de erfenis op om er vervolgens alleen maar plezier mee te maken. Woedend was hij geweest. Hoe kon zijn vader dat goedvinden! Onvoorstelbaar.

Hij had stiekem gehoopt dat het slecht met zijn broer zou aflopen. Maar hij was weer thuisgekomen en zijn vader ging er feest voor vieren. Het lekkerste kalf, bewaard voor een feest, werd er voor geslacht. Onbegrijpelijk.

Terwijl hij altijd z’n best had gedaan. Altijd had hij hard gewerkt, altijd was hij gehoorzaam geweest, maar z’n vader had m nog geen geitenbokje gegeven. Dat is toch oneerlijk!

Stel je voor dat mensen die alles kapot gemaakt hebben, zomaar weer welkom zouden zijn bij God. Dat ze op hetzelfde niveau worden gezet als anderen die hard hun best hebben gedaan… Waarom zou God zo doen? Laten we nog eens luisteren naar wat Jezus vertelt.

 31Zijn vader zei tegen hem: “Mijn jongen, jij bent altijd bij me, en alles wat van mij is, is van jou. 32We kunnen toch alleen maar feestvieren en blij zijn? Want je broer was dood en is weer tot leven gekomen, hij was verloren en is teruggevonden.”’

[dia 6] Hoor je hoe de vader op de zoon reageert? Die zei: ‘ik heb altijd hard gewerkt, maar ik kreeg niets, terwijl die nietsnut, die zoon van u, het gemeste kalf krijgt.’ Maar de vader zegt: ‘Kind, jij bent altijd bij me. Alles wat van mij is, is van jou.’ Je bent niet een knecht die mij in dienst is en af en toe wat van me kunt krijgen, nee je bent mijn kind. Alles wat van mij is van jou.

Gods eer en glorie is zijn liefde. En je eert God het meest als je dat ziet. Als je niet alleen als een knecht precies doet wat God van je vraagt, maar dat je als een kind Hem vertrouwt. Als je leert te vertrouwen op zijn liefde. Als je Hem Vader noemt.

God is een Vader. Jij mag zijn kind zijn. En jij niet alleen, maar alle mensen. Ook die mensen die hun Vader hebben dood gewenst, die bij de Vader zijn weggelopen. Als ze terugkomen, rent de Vader naar ze toe en zegt: welkom. Ik geef je nieuw leven. Je was dood, maar ik maak je levend. Je was verloren, maar ik heb je teruggevonden.

Gods eer is zijn liefde. Wil jij God eren? Realiseer je dan dat dat niet gemakkelijk is. Het is anders dan bij mensen. Het gaat niet om wat jij allemaal voor God doet, maar het begint bij te geloven, dat het juist niet van jou afhangt. Niet van jouw inzet, jouw goede werken. Misschien wil je graag iets voor God doen. Mooi. Maar bedenk: jij kunt Gods liefde niet verdienen. God hééft je lief door Jezus Christus. En God eren is dat gaan geloven. Niet mijn inzet, niet mijn verdienste, maar wat Jezus heeft gedaan, dat maakt alles goed.

Je kunt net als die oudste zoon trots zijn op wat jij doet en hebt gedaan en verwachten dat God je nu wel zal terugbetalen. Maar dan zegt God ‘Kind’ – niet ‘slaaf’, niet ‘knecht’, maar ‘kind’ – jij bent toch altijd bij me? Dat hoefde je toch niet eerst te verdienen. Wees blij met mij ook met je broers en zussen die mij waren kwijtgeraakt en weer hebben gevonden!

Gods eer is zijn liefde. Kun je dat aanvaarden?

Amen