Toch zal ik juichen voor de HEER

Preek over Habakuk 3:18

Inleiding

Waar vind jij echte vreugde? Wat maakt jou echt gelukkig? Wat is daarvoor nodig? Ik heb het over ‘vreugde’. ‘Joy’ in het Engels. In het Nederlands klinkt dat wat plechtig. Vreugde. Het is blij zijn, maar dan iets wat verder gaat dan een goed gevoel. Je kunt niet altijd een blij gevoel hebben. Maar met ‘vreugde’ bedoel ik iets meer. Iets dat blijft.

Laat een ik een voorbeeld geven. Een ijsje kan ‘lekker’ zijn of je een blij gevoel geven, maar even later voel je misschien toch spijt omdat je eigenlijk op je gewicht wilde letten. Of je zit lekker een hele middag te gamen, maar achteraf denk je: had ik maar wat meer aan mijn huiswerk gedaan. Dan gaat het dus niet over vreugde.

Vreugde is duurzamer, dieper, al kan het ook over kleine dingen gaan. Een vriendelijke glimlach. Een zonsopgang. Een herfstblad. Het verschil is misschien wel dat je dingen die lekker zijn of vermaak, dat kun je kopen. Maar vreugde is niet te koop. Maar hoe kom je dan aan vreugde? Hoe kom je aan echt geluk?

Misschien moet daarvoor eerst voldaan worden aan een paar randvoorwaarden? Gezondheid. Genoeg geld. Vrienden. Veiligheid. Of zou je ook vreugde kunnen vinden zonder die dingen? Dat is namelijk wat Habakuk zegt. Hij zegt dat zelfs als hij bijna al het goede mist, hij toch echt gelukkig zal zijn. Zal juichen.

Informeren

Habakuk leefde in een tijd van grote onveiligheid. De wereldmacht van die tijd, de Chaldeeën, kwamen op zijn land af. ‘Zij stormen aan om mij te breken. Het doet ze plezier om in het geniep een arme stakker te verslinden’ (3:14b). Misschien kun je je er iets bij voorstellen. Misschien heb je het zelf meegemaakt. Of je kunt er iets bij voorstellen als je kijkt naar Oekraïne. Aanstormende legers. Bombardementen die alles kapot maken. Of: geheime operaties, geheime diensten die mensen met plezier lijken te martelen. Dat is de tijd van Habakuk. Toch zegt hij:

Ik zal juichen voor de HEER, jubelen voor de God die mij redt.

En dat is dus niet omdat het allemaal zo goed gaat. Of omdat hij denkt dat binnenkort alles beter wordt. Hij zegt zelfs:

Al zal de vijgenboom niet bloeien,
al zal de wijnstok niets voortbrengen,
al zal de oogst van de olijfboom tegenvallen,
al zal er geen koren op de akkers staan,
al zal er geen schaap meer in de kooien zijn
en geen rund meer binnen de omheining –
toch zal ik juichen voor de HEER. (3:17-18a)

Het klinkt uitdagend – wat er ook gebeurt. Mijn vreugde, mijn geluk hangt er niet van af.  Het is alsof Habakuk zegt:

Al wordt het eten in de supermarkt onbetaalbaar,
al stijgt de zeespiegel steeds meer,

Al vervuilt de aarde steeds meer
en sterven alle dieren uit.
Al wordt het leven onleefbaar, toch
Toch zal ik juichen voor de Heer,
toch zal ik mijn geluk vinden in Hem
die mij redt.

Inspireren

Hoe kan dat? Juichen vinden als alles kapot gaat. Er is iets, iemand in het leven van Habakuk dat sterker is dan een sombere dreigende toekomst van oorlog, geweld, onderdrukking, honger en ondergang. Hoe diep Habakuk ook zal zinken. Hij zal vreugde blijven vinden.

Vreugde is kennelijk niet alleen afhankelijk van uiterlijke omstandigheden. Zelfs in onrust, als je leven bedreigd wordt, kan er nog vreugde zijn. Ik moest denken aan dat meisje dat zong in de schuilkelders van Kiev. Ze zong en het was prachtig. Mensen genoten in die schuilkelders. Juist meer dan ze anders ooit gedaan hadden. Juist in zulke moeilijke omstandigheden kun je veel meer van zoiets genieten.

Ik zie het ook bij oudere mensen. Ik herinner me een mevrouw die nog maar zo weinig kon. Ze kon niet meer lopen, ze woonde in een verzorgingstehuis. Haar man was al lang geleden gestorven. En toch was ze gelukkig. Maar waarom dan, vroeg ik. ‘Gewoon, dan word ik s morgens wakker en ik ben blij dat ik kan ademhalen. En ik word blij als ik naar buiten kijk en de zon zie schijnen.’

Vreugde hangt niet persé af van je omstandigheden. Zelfs in concentratiekampen, in dodencellen zijn er mensen geweest die geluk en vreugden ervoeren.

Vreugde hangt niet alleen af van je omstandigheden. Het is ook niet de omstandigheden negeren. Blij zijn omdat je blij moet zijn. Dat meisje, die oude mevrouw, ze negeerden hun omstandigheden niet. Dat doet Habakuk ook niet. Integendeel. Hij is verbijsterd door wat hij ziet. Hij ziet wel wat er aan de hand is, maar vraagt zich af of God het wel ziet:

Hoe lang nog, HEER, moet ik om hulp roepen
en luistert U niet,
moet ik ‘Geweld!’ schreeuwen
en brengt U geen redding? (1:2)

Die vragen stel Habakuk aan het beginvan zijn boek. Er komt geen antwoord. Aan het einde van Habakuk is er nog niets opgelost en toch eindigt het met vreugde:

Ik zal juichen voor de HEER,
jubelen voor de God die mij redt. (3:18)

Verbinding met God

Vreugde in het verdriet. Ken je dat? Ik moest denken aan de dagen dat we met mijn vader en broers en zussen de begrafenis van mijn moeder voorbereiden. We waren erg verdrietig. Zo pijnlijk: ze is echt niet meer bij ons. De lijn van het leven is doorgeknipt.

En toch: er was ook echt vreugde – intense verbondenheid met elkaar in het verdriet. En verbondenheid met de Heer. We zongen de oude Psalmen die we vroeger thuis hadden gezongen. En in dat zingen waren we verbonden met onze moeder, met elkaar en ook met God.

Vreugde in het verdriet omdat de verbinding met God niet verdwenen is in de rampen. Habakuk juicht voor de HÉÉR, voor de Aanwezige, voor Hij die Er-is, die er was, die er altijd zal zijn. We gaan hier niet alleen doorheen. Hij is erbij. We zijn niet ongezien, maar Hij ziet ons.

Dat is diep troostend. Tegelijk is het ook verbijsterend. Hij is de Aanwezige– Hij is bij de gebombardeerden in de schuilkelders, maar is hij ook echt bij de bestuurders van de drones? Is hij bij de artsen en de zieken in het ziekenhuis, maar ook bij de ziekte die voortwoekert in het lichaam? Of is dat niet waar? Mag ik dat wel zeggen? Is God ook aanwezig bij wie geweld doen, werkt hij door de ziekte? Hij is toch liefde? Hoe kun je dat van God zeggen?

Ik heb het toch gezegd, omdat Habakuk het zo ziet: in een visioen ziet Hij God die werkt door de legers van de Chaldeeën. ‘Ik laat de Chaldeeën komen, dat grimmige, onstuimige volk, dat de hele aarde doorkruist om andermans woonplaatsen te bezetten. Geducht en gevreesd is het…’ (1:6-7)

Dat vindt Habakuk verbijsterend: Hoe kunt U God?

Uw ogen zijn te zuiver om het kwaad te kunnen aanzien,
de ellende te kunnen verdragen.
Waarom dan verdraagt U deze trouwelozen,
zwijgt U, nu de wetteloze verslindt
wie rechtvaardiger is dan hij?  (1:13)

De oorlog, het geweld van de Chaldeeën gaat niet buiten de HEER om. Hij is daar onbegrijpelijk ook in aanwezig. Maar hoe zou je deze God kunnen vertrouwen? Is dit niet gewoon de willekeur? Dan weer is God in het kwade, dan weer in het goede?

Dat toch niet. Want God is ook in het kwade aanwezig – onbegrijpelijk. Hoe kunt U God, kun je je met Habakuk terecht afvragen. En toch wel om uiteindelijk het goed te maken.  Dat weet ik door Jezus Christus. God redt door het kwaad, door het geweld heen.

‘Al zou al het leven uit me wegbloeden
Al zou iedereen me verlaten
Al zou het onrecht zegevieren
Al zie ik alleen nog maar bespot worden
Al zou God zelf mij verlaten,
dan toch, toch, toch,
zal ik mij toe toevertrouwen aan U
Ik zou mijn Geest in uw handen leggen
Nog zou ik mijn vreugde in U vinden.’

Want door de Chaldeeën heen, door het geweld, door het onrecht heen, door het kruis heen, door de dood heen, geeft U leven. Ik zal daarom jubelen, het uitschreeuwen voor de God die mij redt. Niets kan mij scheiden van zijn liefde. Integendeel – alles moet meewerken om me alleen nog maar sterker aan Hem te verbinden.

Niet te snel tevreden

Waar vind je vreugde? Waar vind je echt geluk? Ik denk dat ik en jij misschien ook wel veel te snel tevreden ben. Ik schreeuw het niet zoals Habakuk uit om het kwaad in de wereld, maar ik stop het een beetje weg. Er is een Oekraïnecrisis, een ecologische crisis, een energiecrisis. Het heeft iets prettigs om het crisis te noemen. Dat is iets dat ook weer voorbijgaat, zoals zoveel crises voorbij zijn gegaan. Het is erg, maar het gaat over. Of je negeert het. Het raakt mij niet zo. Het heeft gelukkig niet zo met mijn leven te maken.

Of – het andere uiterste – je wordt wanhopig. Het komt nooit meer goed. Maar zouden we ook iets van Habakuk kunnen leren. Eerlijk maar zeggen hoe diep het kwaad ons raakt. En toch – hoe erg het is – toch blijven juichen. Al begrijp ik het niet, al begrijp ik niet hoe, maar God is niet afwezig. Hij is de God die redt.

Ik moest denken aan het liedje van Typhoon – alles is gezegend. Dat is ook een liedje waarin nog veel onduidelijk is. Veel is niet te snappen. En toch blijdschap:

Alles is gezegend
Misschien komt alles goed
En alles heeft een reden
Al weet ik vaak niet hoe

Het heeft ook iets van je verzetten tegen de wanhoop. Nee, ik stop de pijn niet weg. Ik wil het onder ogen zien. Maar ik wil er niet aan onder doorgaan. Wat er ook gebeurt: ik zal juichen voor de Heer, jubelen voor de God die me redt. Hoe dan ook.

Wat neem je mee

Wat kun je hiervan mee naar huis nemen voor het nieuwe jaar of voor de nieuwe week? ‘Wees blij, ook als je het niet bent.’ Nee, dat zou oppervlakkig zijn. Ik begon deze preek met de vraag ‘waar vind je vreugde?’ Vreugde is om te vinden. Om te krijgen. En soms moet je daar ook naar zoeken. En zoek dan bij de Bron. Habakuk gaat met zijn klacht naar God, omdat die ook de Bron van het Goede, van de Vreugde is.

De dingen die moeilijk zijn, die je bedreigen onder ogen zien. Zien wat pijnlijk is, ongelukkig en dan toch juichen om God.

Probeer het eens

‘Als ik een drie haal voor Frans
als ik mijn gasrekening niet kan betalen
als ik nog zieker ben dan ik al ben,

dan nog zal ik juichen. Jubelen om God die mij redt’

En als het niet lukt om te juichen, klaag dan maar. Stort je hart bij God. Vroeg of laat zul je dan ook gaan juichen. Misschien nu nog niet, maar dan straks wel:

God, de HEER, is mijn kracht,
Hij maakt mijn voeten snel als hinden,
Hij laat mij over toppen van bergen gaan.