Maak geen beeld van God, want Hijzelf is bij je

Preek over Exodus 20:4-6

Maak geen godenbeelden, geen enkele afbeelding van iets dat in de hemel hierboven is of van iets beneden op de aarde of in het water onder de aarde. Kniel er niet voor neer en vereer ze niet, want Ik, de HEER, uw God, duld geen ontrouw. Als ouders Mij haten en zondigen, roep Ik hun kinderen daarvoor ter verantwoording, tot in het derde en vierde geslacht; maar als ze Mij liefhebben en doen wat Ik gebied, bewijs Ik mijn trouw tot in het duizendste geslacht.

Inleiding

Heb jij dat ook dat we ‘vertrouwen op God’, ‘geloven’, soms een beetje leeg voelt? We geloven in een goede toekomst, we geloven dat God zorgt. Dat geloof ik, dat wil ik geloven. Maar er zijn momenten dat ik dat meer zou willen ervaren.

Ik hoor het ook wel eens van anderen. Zouden we niet meer van God moeten zien, van Hem moeten voelen, Hem ervaren? Kan de kerk daar ook niet wat aan doen? Kan het niet wat enthousiaster? Dat je het wat meer voelt, dat je echt wonderen ziet die Hij doet?

Misschien denk je wel: Had je maar iets tastbaars in handen. Iets waardoor je zeker wist dat God bij me is. We geloven in dingen die we zien, waarvan we merken dat ze effect hebben: een medicijn waarvan je beter wordt. Geld waarmee je dingen kunt kopen, dingen kunt doen. Maar wat merk je van God?

Bij de berg

Dat gevoel hebben de Israëlieten bij de berg. Ze staan midden in de woestijn en hun leider is een berg opgeklommen en die zien ze maar niet meer terug. Ze hebben wel van de Aanwezige, Hij-die-er-is gehoord, maar ze zien niets van Hem. En dus zeggen ze tegen Aäron: ‘Maak een god voor ons die voor ons uit kan gaan, want wat er gebeurd is met die Mozes, die ons uit Egypte heeft geleid, weten we niet.’ Maak het concreet, Aäron, maak het tastbaar voor ons. En daar hebben ze ook heel wat voor over. Aäron vraagt gouden oorringen van vrouwen en kinderen (misschien droegen de mannen die niet). Dat is een heel offer. Als je zwerft door de woestijn dan zijn gouden oorringen misschien wel een soort levensverzekering, zoals vroeger bij zeelieden. Maar ze offeren dat allemaal enthousiast. Ze willen iets van god merken en daar hebben ze echt heel wat voor over? Aäron smelt het goud en maakt er een beeld van. Dan roept hij naar de mensen: ‘Dit is je god, die uit Egypte heeft geleid!’ Dat leidt tot een uitbundig feest. Ze staan de volgende ochtend op om nog meer te offeren aan hun god. Ze eten en drinken – en dansen. Groot enthousiasme: nu weten wie ons gered heeft, we zien hem, we ervaren hem.

God willen zien

Het willen voelen ervaren van God, het willen zien van Hem is niet verkeerd. Eigenlijk hadden we Exodus 32-34 helemaal moeten lezen. Dat was een beetje te lang. Aan het einde van deze geschiedenis vraagt Mozes aan God of Hij hem mag zien. En hij krijgt dan ook iets van God te zien. Dat verlangen is niet verkeerd. En het gemis – dat je je soms afvraagt – bent U er wel, ik merk niets van U? Dat is ook niet verkeerd.

Maar het is verkeerd om het dan maar te organiseren. Alsof je God naar je toe zou kunnen halen door te zorgen dat je het echt gaat beleven. God is er niet pas als jij het voelt. God komt niet dichterbij als jij zorgt dat je een bepaald gevoel hebt. En het is al helemaal niet zo dat God er pas is als jij het ziet, voelt of ervaart.

Dat je God zelf organiseert, dat je Hem in de greep krijgt, dat is de functie van beelden van God of goden. Met zo’n beeld kon en kun je volgens mensen die er in geloofden of geloven, god beïnvloeden. Je kunt contact met zo’n god maken. Als je zo’n beeld in je kamer of je huis zet, dan weet je dat jouw god er met zijn macht bij zal zijn. Als je aan zo’n god offert – wierook, of een beetje eten of drinken – dan weet je dat die god jou zal willen helpen. Je krijgt grip op god. Maar daar wil de levende God niets van weten. Het is niet de bedoeling dat je grip op Hem krijgt. Het is bedoeling dat je vertrouwt dat Hij de Aanwezige is. Dat Hij al bij je is. Dat Hij al oneindig veel van je houdt.

Traditie als beeld van God

Ik liet eerder in de dienst zien dat je de gebod ‘geen andere goden’ en ‘geen beelden’ ook als één gebod kunt lezen. Vaak zijn ze ook als twee verschillende geboden gelezen, waarbij het ‘geen beelden’ ook sloeg op het geen beelden maken van de levende God. Dan heb je het nog wel over de God van de Bijbel, maar je vereert Hem met een beeld. Dat lijkt Aäron ook te doen: Hij heeft een beeld gemaakt en zegt dan: ‘dit is je god, die je uit Egypte heeft geleid!’

De Levende God, Ik ben die Ik ben, kan soms afwezig lijken, zo ver weg. Je bidt wel, maar Hij doet niet wat je zegt. Je begrijpt Hem niet. Door dan een beeld van Hem te maken, lijkt het gemakkelijker te worden in Hem te geloven. Dat kan een beeld kan zijn dat je kunt zien, het kan ook een beeld in je hoofd zijn.

Laat ik een paar voorbeelden geven. Het is niet zo dat de dienst aan God zonder ervaring gaat, zonder dingen die je kunt zien of voelen. Helemaal niet. Mozes is op de berg bij God en krijgt daar instructies voor de bouw de tabernakel, de tent waar de Israëlieten God zullen dienen en waar de ark zal staan. Kunstenaars zullen worden aangesteld om daar iets prachtigs van te maken. Er zal bij die tent geofferd worden, gegeten en gedronken en gezongen. Bij het dienen van God, zoals we ook hier in de kerkdienst doen, hoort ook ervaring: dingen zien, horen, proeven. Denk ook aan het Avondmaal.

Maar laat dat niet de plek van God zelf innemen. Dat is wel vaak gebeurd. Eeuwen later als de Israëlieten in het beloofde land wonen en ze een oorlog van de Filistijnen dreigen, dan denken ze aan de tabernakel en de ark. Ze zeggen dan tegen elkaar: ‘Hoe komt het dat de HEER ons vandaag tegen de Filistijnen een nederlaag heeft laten lijden? De ark van het verbond met de HEER moet hierheen worden gehaald. Dan zal de HEER in ons midden zijn en ons bevrijden uit de greep van onze vijanden.’ (1 Samuël 4:3) Als we de ark meenemen, dan winnen we de oorlog wel.

Ook in de geschiedenis van de kerk kom je dat tegen: dat mensen gingen geloven dat het brood en wijn van het Avondmaal zelf magische krachten heeft. Dat je door dat brood er hoe dan ook voor kon zorgen dat God bij je is.

Maar zo werkt het niet. Of beter gezegd: zo werkt God niet. God laat zich niet vastpinnen aan een heilig voorwerp als de ark of brood en wijn. De ark wordt veroverd door de Filistijnen. Veiligheid en zekerheid zijn niet te vinden in wat God gegeven heeft, hoe heilig dat ook is.

Christelijke traditie als beeld van God

Dat geldt nog steeds. Voor onze tijd en onze traditie moet je dan misschien wel denken aan de Bijbel. Hoe belangrijk de kerk ook is – we geloven niet in de Bijbel. We geloven in God die door de Bijbel tot ons spreekt. We horen zijn Woord door de Bijbel. Maar we hebben God niet te pakken door de Bijbel.

Soms lijken christenen – jij en ik misschien ook wel – daar zo over te praten. Dan ga je de Bijbel gebruiken als datgene waarop je vertrouwt: wat zegt de Bijbel over… hoe je met je geld moet omgaan, over seks, over hoe je een kerk moet organiseren, over werk, enzovoort. Dat is natuurlijk een goede vraag: wat lezen we erover in de Bijbel? Maar de belangrijkste vraag is: wat zegt God, wat doet God? En ja, we leren God en zijn Woord kennen door de Bijbel. Maar sluit God daar niet in op. Ik bedoel dit: als we de Bijbel lezen, dan lezen we een boek van duizenden jaren uit. We proberen te begrijpen wat er toen en toen gezegd werd, wat dat voor toen betekende en wat dat voor ons zou kunnen betekenen. Maar als dat alles is, dan hebben we God opgesloten in die Bijbel. Dan kan de Bijbel de plek van God zelf innemen. God is niet alleen in dat boek. Hij is hier en nu bij je. Hij gebruikt de Bijbel om tot je te spreken, maar vertrouw er dan op dat Hij hier en nu spreekt en aan het werk is. We geloven niet in een oud boek of een oude God van vroeger, maar in de levende God van vroeger, nu en altijd.

Daar valt uiteraard nog veel meer over te zeggen, maar het gaat me nu vooral om dat besef: sluit God niet op in de Bijbel, beperk hem niet. Want dat is wat je doet als je een beeld van God maakt, als je God daarin vastlegt. Je maakt hem kleiner dan hij is. God is altijd groter. Hij is altijd meer dan jij of ik kan ervaren, denken of lezen.

Verstand/dogma als beeld van God

God is meer dan wij kunnen denken. Je krijgt ook met je verstand geen grip op Hem. Dat proberen mensen wel steeds. Je komt dat bijvoorbeeld tegen bij Paulus als hij in Athene aan het evangelie verkondigt. Hij vertelt dan over Jezus die uit de doden is opgewekt. Als ze de mensen daarvan horen, drijven sommigen daar de spot mee. ‘Kom op, opstanding uit de doden, dat is te gek voor woorden, daar kun je niet in geloven.’ Dat gevaar bedreigt niet alleen niet-christenen. Ook als christen loop je het risico je houvast te vinden in wat je kunt gebruiken.

Jaren geleden was hier in Kampen een theologiestudent uit Frankrijk, uit het katholieke Frankrijk hoopte hij hier veel te leren van de gereformeerde theologie. Op een gegeven moment zei hij teleurgesteld: ‘jullie stoppen God in een doosje.’ Zijn kritiek was: jullie hebben God begrijpelijk gemaakt, jullie lijken te snappen hoe God in elkaar zit. Of dat nu terecht was of niet, dat moeten we echt vermijden. God is altijd groter dan wij kunnen bevatten. Weerbarstiger soms ook: wij begrijpen hem echt niet altijd. Waarom laat God het kwade toe? Waarom sterven er kleine kinderen aan kanker? Waarom moest Jezus aan het kruis sterven? Hoe zit het met de hemel en de hel? Het zijn belangrijke en moeilijke vragen, probeer er niet te simpele antwoorden op te geven, maar realiseer je ook: ik begrijp lang niet alles, God is groter.

Denken in beelden over God

Waarom is dat nu eigenlijk zo belangrijk om geen beeld van God te maken? Op een bepaalde manier kunnen we toch ook niet anders: je stelt je God voor als Vader, als Koning, als een Rots, als een Fundament. Dat kan toch niet anders, wij hebben toch beelden nodig?

Ja, dat is ook zo en God maakt daar zelf in de Bijbel volop gebruik van. En toch mag je die beelden niet absoluut maken. Omdat je echt niet mag vergeten hoe God zich bekend gemaakt heeft. Hij is: ik ben er bij. Ik zal er zijn. De Aanwezige. Onnoembaar aanwezig deelt Hij ons bestaan. Niet vast te pakken, maar wel heel reëel. In Hem leven we en bewegen we. Hij is de adem in je lijf. Hij is de bron van leven.

En Hij kan het niet hebben als een beeld zijn plek inneemt. Hij duldt het niet. Zoals je niet zo willen dat je vrienden je foto belangrijker vinden dan jouzelf, zo wil God niet dat je je vasthoudt aan een beeld van Hem in plaats van Hijzelf. Hij is er zelf. En hij is Bevrijder.

Alleen Hij: in beelden raak je telkens weer gevangen. Als de ervaring de plek van God inneemt, dan kan dat een slavernij worden. Bv. als je beeld van God een bepaalde ervaring is. Ik hoor dat soms van jongeren. Ze zeggen: in de kerk gaat het erover dat God van je houdt. En ze zeggen dat dat een heel bijzonder gevoel is. Ik voel daar helemaal niets bij. Ik denk daarom dat God niet bestaat.

Dat raakt me altijd erg. Omdat je het niet zo voelt, denk je dat het niet waar is. Het is mooi als je iets voelt bij geloven, maar dat mag echt niet de plek van God innemen. Ook als je het niet voelt, is Hij er. En praat dan ook niet over je diepe gevoel als je dat hebt alsof dat het belangrijkste van God is.

Beelden zijn verstikkend

Of als God wordt opgesloten in de traditie of in ons denken. Dat kan verstikkend zijn. Je moet het zus of zo geloven. Er is geen ruimte meer voor vragen of andere ervaringen. Als die niet in het systeem passen, dan zijn ze niet waar. Dat God de levende is aan wie je werkelijk alles kunt voorleggen en kunt vragen, verdwijnt dan uit het zicht. En als dat uit zicht raakt, raken ook levende mensen zelf uit zicht.

Laat ik daar nog een beeld van God van geven. Als het zelfgemaakte beeld van God is dat God alles goed vindt, dat God een – platgezegd goede goedzak is – dan raakt ook het bevrijdende van God uit beeld. Hoe kun je als je onrecht wordt aangedaan, als je als een slaaf gevangen zit in armoede, of als vluchteling nergens heen kunt er nog op rekenen dat God er wat aan gaat doen en de mensen zal straffen die hier verantwoordelijk voor zijn? Hoe kun je er dan op rekenen dat Hij recht doet? Als God alles uiteindelijk wel goed vindt en iedereen aardig vindt: wint de moordenaar het dan ook voorbij dit leven het van zijn slachtoffer?

God haat dat

Dat haat God. Als zijn plek door beelden wordt ingenomen. God kan niet leven met mensen die Hemzelf niet zien staan, maar Hem inruilen voor iets wat ze zelf in hun greep, in de hand hebben. God kan daar niet mee leven. Letterlijk niet. In het verhaal met het gouden kalf zegt Hij tegen Mozes: ‘Houd Mij niet tegen: mijn brandende toorn zal hen verteren.’ Dat doet God uiteindelijk niet, maar er worden wel duizenden Israëlieten gedood. Zo erg vindt God dat.

 En in de tien woorden lazen we: ‘Als ouders Mij haten en zondigen, roep Ik hun kinderen daarvoor ter verantwoording, tot in het derde en vierde geslacht.’ In de vorige NBV stond ‘laat ik de kinderen boeten’. Hier zou ik ook een studiemoment aan kunnen wijden, dat doe ik nu niet. Kort en goed kun je dit lezen als: als je als ouders in plaats van God zelf een beeld van Hem of een afgod vereert, dan straft God dat en ook bij de volgende generaties gaat Hij na waar zij mee leven. Volgen zij hun ouders in die ontrouw? Dan worden zij ook gestraft.

Als je in plaats van God je beeld van God gaat dienen, heeft dat vaak ook gevolgen voor de volgende generatie. Als je beeld van God een begrijpelijk systeem is van dogma’s, heb je kans dat je kinderen dat als verstikkend ervaren en helemaal afscheid van God nemen. Of als je God als een soort goedzak vereert die goed is voor iedereen zonder ook rechtvaardig te zijn dan heb je kans dat je kinderen dat als irrelevant ervaren en dat geloof dan maar helemaal opgeven. Het maakt echt uit hoe je God vereert.

Hoe dan wel?

In de tien woorden staat heel vaak wat je niet moet doen: geen andere goden, geen beelden, enzovoort. Maar hoe doe je het dan wel?

Als je in God wilt geloven, geloof dan in Hem als de Levende. Verrassend, betrouwbaar maar ook telkens weer anders. Zoals mensen dat zijn: als je met iemand echt een band hebt, dan is het niet zo dat je op een gegeven moment wel alles zo’n beetje weet en dat die ander dus saai is. Nee, als je je blijft verdiepen in de ander, dan vallen er altijd weer nieuwe dingen te ontdekken. Wij mensen zijn samen beeld van God. Veel verrassender dan één mens kan zijn is God. Ontdek steeds meer van Hem. Door lezing van de Bijbel, over de Bijbel, door gesprek, door gebed, door om je heen te kijken. Noem maar op.

Maak geen beeld van God. Dat kan Hij niet hebben. Hij wil zelf bij je zijn!

Mentimetervraag: Hoe kun jij telkens weer opnieuw meer van God ontdekken?