Leef vrij (want God is je Vader)

Preek over Galaten 4:4-7

Inleiding

De vrijheid lonkt. De vrijheid komt steeds dichterbij. Als je examen gedaan hebt, heb je misschien nu al vakantie. En nog een maand ofzo en de scholen gaan dicht. De vrijheid lonkt. Niet alleen omdat de vakantie eraan komt, maar misschien nog wel meer omdat de coronamaatregelen steeds verder worden afgeschaald. Als het goed gaat zijn in september alle coronamaatregelen afgeschaft, zei minister De Jonge afgelopen zondag. Gewoon je familie kunnen bezoeken zonder afstand. Gewoon op een terras blijven hangen. Naar de kerk kunnen zonder je op te hoeven geven. Gewoon weer voluit zingen. Vrijheid!

Ik kijk er naar uit.

Tegelijk merk ik in mezelf ook nog iets anders. En ik hoor het van meer mensen. Vrijheid. Dat heeft ook iets spannends. De coronamaatregelen hadden naast heel veel nadelen in elk geval ook een prettige kant: het leven werd er heel overzichtelijk van. Je hoefde niet meer na te denken of je nu wel of niet naar dat ene feestje ging, of die verjaardag. Het mocht gewoon niet. Of je hoefde jezelf er niet toe te zetten om naar de kerk te gaan of mee te doen aan een gesprekskring. Het kon niet, dus het hoefde ook niet.

Veel nieuwe initiatieven in de kerk, op school, op je werk moesten wachten. Eerst maar eens zien hoe het verder gaat. Maar nu komt er weer meer vrijheid. Dat schept ook verplichtingen. Nu moet je weer tevoorschijn komen en dingen gaan doen. Dat kan spannend zijn. Uit je comfortzone.

Het is een beweging die je ook in de Bijbel ziet bij het volk Israël. Ze worden bevrijd uit Egypte. Eindelijk na jaren onderdrukking: vrij! Geen slaven meer. Geen zweepslagen meer, maar bevrijding uit Egypte. Eindelijk vrij.

Maar al gauw blijkt dat niet alleen maar fijn en goed. Ze moeten leren als een volk, niet meer als slaven. Dat valt niet mee. Ze moeten door de woestijn trekken: ze krijgen te maken met droogte, dorst en honger. En ze weten niet goed hoe ze daarop moeten reageren. Ze ondernemen geen actie, maar als kinderen klagen ze telkens bij Mozes: waarom heb je ons uit Egypte gehaald? Daar hadden we tenminste te eten en te drinken. Die woestijnreis is een les van veertig jaar waarin het volk moet leren volwassen te worden.

De Galaten

Zoiets zie je ook bij de Galaten. Vroeger dienden ze allerlei goden. Ze lieten zich leiden door de regels die daarbij hoorden. Dat was angstig. Je wist nooit helemaal zeker of je je daar wel goed aan had gehouden. Je wist nooit helemaal zeker of er niet god of een demon boos op je was en je kwaad zou doen.

Van die angst zijn ze bevrijd. Ze hebben Jezus Christus leren kennen. Door Hem weten ze zeker dat God hun Vader is. Niet door wat zij gedaan hebben of doen, maar door wat Jezus heeft gedaan. Dat geeft een enorme vrijheid. Geen angst meer voor goden, geen regeltjes meer om je aan te houden, maar vrij leven in de Geest.

Maar die vrijheid heeft ook iets spannends. Het betekent dat je als christen zelf keuzes moet maken. Er zijn geen vaste regels over je menu of de kalender. Niet over wat je wel of niet mag eten. Of op welke dag je precies je werk moet doen en welke dag je moet bidden.

Die vrijheid was te spannend voor de Galaten. Toen kwamen ze in aanraking met christenen die Joods waren en zich ook aan de Joodse wetten hielden. Dat sprak de Galaten aan: dat schiep duidelijkheid over wat je wel en niet mag eten. Geen varkensvlees, houd je aan de sabbat en andere feestdagen. Laat je als man besnijden, dan is ook lichamelijk zichtbaar dat je bij God hoort.

Men zocht veiligheid en identiteit in wetten, regels en beperkingen. Dat is niet zo onschuldig als het lijkt. Paulus zegt: het alsof jullie weer terugkeren naar de slavernij van vroeger. Maar dan zie je niet wat God voor jullie heeft gedaan. Je miskent het werk van Jezus en van de heilige Geest. Jezus is een slaaf geworden – geboren onder de wet, maar gezonden om ons vrij te maken. Dat we kinderen van God zijn.

(Volwassen) kinderen

Want dat is wat je bent door Jezus: kind van God. Geen slaaf. Vind daarin je identiteit, de richting in je leven.

Als je in Jezus Christus gelooft, ben je kind van God. Geen slaaf.

Bedenk daarbij dat Paulus het dan heeft over volwassen kinderen. In zijn tijd stonden kleine kinderen op hetzelfde niveau als slaven. Ook al is hij of zij erfgenaam. Maar als volwassen kind is het anders. Dan tel je mee. Dan doe je ertoe. Jouw mening, jouw keuzes doen ertoe.

De heilige Geest leert je bidden: ‘Abba, Vader.’ Sommige mensen lezen dat als ‘papa, vader’. En dat is mooi. ‘Abba’, ‘pappa’, ‘mama’ dat zijn van die woordjes die kleine kinderen gebruiken als ze net beginnen te praten. ‘Abba’, dat is ook intiem. Jezus noemt zijn vader zo op de avond van zijn arrestatie. Als Hij bang is. Dan bidt Hij: ‘Abba, Vader, laat het niet gebeuren. Laat deze beker aan mij voorbijgaan.’

Neem je verantwoordelijkheid in vrijheid

Heel intiem en gevoelig. Tegelijk: Jezus bidt het als een volwassen man. En Paulus heeft het hier dus heel nadrukkelijk over volwassen kinderen. Kinderen die hun eigen verantwoordelijkheden hebben in de keuzes die ze maken bij het leven dat ze leiden. Wat je eet, wat en hoe je viert, enzovoort. Die geen slaven meer zijn. Als je God ‘papa’ zou willen noemen, maak je zelf dan in gedachten niet een klein onvolwassen kind, maar realiseer je: Ik ben Gods volwassen kind en erfgenaam.

Dat betekent dat God je heel veel ruimte en verantwoordelijkheid geeft om keuzes te maken. Dingen te doen. Ook aan ons als kerk. Heel veel ligt niet vast: hoe je een kerkdienst vormgeeft, hoe je je kinderen opvoedt, hoe je je werk doet, welk werk je doet, hoe je je vrije tijd invult, welke opleiding je doet, enzovoort. Maak daar zelf keuzes in.

Vrijheid is spannend

Vrijheid is spannend. Je kunt fouten maken. En gelukkig, dat mag. In het geloof is God je Vader door Jezus. Je leeft van zijn genade. Fouten maken mag dus.

Vrijheid is spannend. Zoals ik het bijvoorbeeld aan het einde van corona – daar lijkt het tenminste op – ook spannend vindt. Welke keuzes moet ik maken in mijn werk? Welke keuzes maken we als kerk? Wat gaan we wel doen? Wat doen we niet meer? Daarover moeten we samen biddend, in afhankelijkheid, maar toch zelf als volwassen kinderen van God, beslissingen nemen.

Vrijheid is ook spannend naar elkaar toe. Soms vraag je je af of je broer of je zus in het geloof wel zo verstandig omgaat met die vrijheid. Neem de tijd om erover te praten. En tegelijk: veroordeel een ander niet. Laat dat aan God. Maar probeer samen in vrijheid te ontdekken wat het goede is.

Vrijheid is spannend. Misschien soms meer voor de een dan voor de ander. De een heeft meer behoefte aan duidelijkheid en structuur dan de ander. Er is niets mis met structuren, afspraken, enzovoort. Natuurlijk niet. Ze kunnen je helpen en ons samen helpen in het leven. Zolang we ze maar niet aan elkaar opleggen: we leven in vrijheid.

Gebruik je vrijheid goed

We leven niet als slaven onder de wet, maar in vrijheid. Gebruik je vrijheid goed.

Die vrijheid is niet bedoeld om maar te doen wat erin je opkomt, alleen maar wat goed of lekker voelt. Dat lijkt wel vrij, maar dan kom je juist heel gauw weer in onvrijheid terecht. Hoe leuk het misschien ook lijkt: een leven lang gamen of vakantie vieren, daar worden maar weinig mensen echt gelukkig van. En je omgeving waarschijnlijk ook niet.

Gebruik je vrijheid om het goede te doen. Wat is dan het goede? Onderzoek het, bespreek het, bid ervoor, maar maak daarin ook vrijmoedig je keuzes. Je bent immers een volwassen kind van God die de Geest gekregen heeft die je aan God verbindt.

Heb lief en doe wat je wilt

Augustinus, een kerkleider uit de vierde eeuw, zei het ooit zo: ‘Heb lief en doe wat je wilt.’ De vrijheid heb je gekregen om lief te hebben, God, je naaste, de wereld om je heen. Dat kan op heel veel manieren. En zoals jij dat kunt doen, zo kan niemand anders dat. Jij met jouw talenten en gaven en de manier waarop de Geest in jouw leven werkt. Heb lief en doe wat je wilt. Je bent vrij. Geen slaaf.

Of Maarten Luther zei het iets anders: als christen ben ik vrij ten opzichte van iedereen. Niemand kan mij gebieden of van mij eisen wat ik moet doen. En tegelijk: als christen ben ik de dienaar van iedereen: ik ben er voor de ander, om die metterdaad lief te hebben. Je kunt dan denken aan de manier waarop we als kerk met de coronamaatregelen omgingen. We hebben daar steeds met een paar mensen uit de kerkenraad en taakgroepen over gesproken, voordat we een beslissing namen. Het was niet vanzelfsprekend om alle regels te volgen – we hebben onze eigen verantwoordelijkheid. We zijn vrij ten opzichte van iedereen, ook ten opzichte van de overheid. En tegelijk: we zijn geroepen om alle mensen te doen en daarom hebben we ervoor gekozen om ons aan vrijwel alle adviezen en voorschriften te houden, om zo de gezondheid van anderen en elkaar te beschermen en om ook solidair te zijn met anderen.

Misschien goed om deze week nog eens over na te denken: waar ben ik onvrij? Waar gedraag ik me als een slaaf en laat ik me gevangen nemen door regels, verslavingen of slechte gewoonten? En wat zou ik graag in vrijheid voor goeds willen doen? Welke nieuwe goede dingen wil ik doen?

In vertrouwen

En stel elkaar en jezelf die vragen biddend. We leven in vrijheid. Dat wil niet zeggen: los van de hemelse Vader. De Geest bidt in je – Abba, Vader. Voortdurend zoekt de heilige Geest in je contact met God. Het is een voortdurend gebed. Neem de tijd om je bewust te worden van die stem van de heilige Geest in je.

Door tijd voor stilte, voor een wandeling, een goed gesprek, een Bijbellezing, luisteren naar muziek, een kerkdienst, een moment van bezinning, wat je maar helpt om die stem in jezelf te horen die bidt: Abba, Vader.

Misschien hoor je letterlijk een stem. Misschien is het meer een verlangen naar God. Dat Hij bij je is. Dat je iets van zijn liefde mag uitdelen in de mensen om je heen. Een verlangen naar geloof, naar liefde, naar rust.

Op allerlei manieren kan de Geest in je roepen. Zijn stem klinkt soms vol verwondering, blij. Soms misschien bang: Abba, Vader, laat dit aan mij voorbijgaan. Soms zuchtend: Abba, Vader, hoort U mij wel?

De heilige Geest wil je steeds weer aan de Vader verbinden.

Ten slotte

Want als God je Vader is. En als je dat weet, dan kun je leven als een vrij mens. Ook al is die vrijheid soms spannend. Ook al verlang je soms misschien naar duidelijke regels van wat wel mag en moet en wat niet. Je bent een vrij mens.

Vandaag en deze week vieren we dat in het Avondmaal. Een maaltijd van bevrijding. We waren slaven van het kwaad en de zonde. Maar Jezus heeft ons bevrijd. Ons weggehaald uit het slavenhuis. Hij gaat met ons op weg naar een nieuw land.

Zoals lang geleden Israël bevrijd werd uit Egypte en op weg ging. Door de woestijn naar het beloofde land. Het was een spannende tocht. Vaak konden ze de verantwoordelijkheid nog niet aan. Maar als een Adelaar hield de HEER hen in de gaten. Hij liet ze vliegen, maar als ze dreigden te vallen, ving Hij hen op.

Zo kun je leven als een vrij mens. God laat je niet vallen. Hij is je Vader.

Zoals een arend over zijn jongen waakt

en voortdurend erboven blijft zweven,

zijn vleugels uitspreidt en zijn jongen daarop draagt,

zo heeft de HEER zijn volk geleid.

Deuteronomium 32:11