Jezus zorgt voor overvloed door het kleine beetje dat jij hebt (overstapdienst)

Preek over Johannes 6:1-15

Inleiding

Hoe kan ik nou helpen? Wat kan ik eraan doen? Ken je dat gevoel? Er is een heel groot probleem. En je vindt het heel erg. Je zou graag willen dat het anders was, maar je kunt er toch niets aan veranderen. Jij bent veel te klein en je kunt veel te weinig.

In de afgelopen tijd heb jij dat misschien ook wel gehad: door corona ging er van alles mis. Mensen werden ziek. We konden elkaar niet op zoeken. Allemaal problemen, maar wat kun jij er aan doen? Niets toch?

Of je ziet op het jeugdjournaal of ergens anders in het nieuws dat er mensen zijn die heel arm zijn. Mensen die op de vlucht zijn. Landen waar oorlog is. Heel veel erge dingen, maar wat kun jij eraan doen? Je bent veel te klein om iets te kunnen doen.

Of het is dichterbij: er is ruzie bij jou in de klas. Iemand wordt telkens gepest. En heel de klas doet mee. Je vindt het eigenlijk niet goed, maar wat kun jij eraan doen in je eentje?

En zo kan ik wel doorgaan. Ook voor grote mensen is dat vaak zo: je ziet problemen op je werk, in je familie, in de kerk, in de buurt, in de wereld. Maar wat kun jij eraan doen? Jij hebt niet genoeg in huis om ze op te lossen.

Jongen met een broodjes en vissen

Over zo’n situatie gaat het ook in het verhaal dat we uit de Bijbel gelezen hebben. Een enorm grote groep mensen is achter Jezus aan gekomen. Ze willen heel graag bij hem zijn. Omdat hij zieke mensen beter maakt. Heel bijzonder. Maar Jezus was weggegaan naar de bergen. Misschien wel om even alleen te zijn met zijn leerlingen. Even rustig alleen met hen te praten. Maar dat kan dus niet, want echt duizenden mensen zijn achter Jezus aangegaan. En nu zijn ze met z’n allen in de ‘middle of nowhere’. Geen winkels in de buurt. Hoe moet dat nu? Die mensen moeten toch ook eten? Ze zijn zo maar achter Jezus aangegaan, maar de meesten hebben niets bij zich. Hoe moet dat goedkomen?

Jezus vraagt het aan Filippus: ‘Waar kunnen we hier ergens brood kopen voor al deze mensen?’ Filippus wordt zenuwachtig – Hij heeft het niet door, Jezus weet allang wat Hij gaat doen, maar Hij is benieuwd wat Filippus zal zeggen. Filippus zegt: zelfs met twintigduizend Euro zou je niet genoeg brood kunnen kopen om iedereen een klein stukje te geven.

Zoveel mensen te eten geven. Echt een veel te groot probleem om op te lossen. Maar dan ziet Andreas daar een jongen. Hij is een jaar of twaalf. Toen hij vanochtend van huis ging heeft hij wel wat eten meegenomen in een mandje. Vijf kleine goedkope broodjes en twee visjes. Genoeg voor hem. En misschien om te delen met een paar vriendjes. Maar hij had niet eens bedacht dat hij iets zou kunnen doen voor duizenden mensen. En toch zegt Andreas: ‘Kijk die jongen, die heeft vijf broden en twee visjes, daar hebben we natuurlijk niets aan voor zoveel mensen.’

De jongen kijkt verschrikt op: hebben ze nou het over hem? Hij had wel gehoord dat de leerlingen nadachten over het eten voor de mensen. Maar hij dacht alleen maar: gelukkig heb ik wel wat eten bij me. Maar natuurlijk – voor zoveel mensen heb je niets aan vijf broden en twee visjes. Maar he, ze kijken naar hem. De ene Andreas en Jezus zelf. Jezus wenkt hem: kom eens hier. De jongen krijgt het er warm van. Moet hij echt komen. Wat hebben ze nu aan hem. Hij is nog een kleine jongen. Jezus heeft heel veel mensen die hem kunnen helpen. Wat kan hij nu doen?

En toch met een rood hoofd gaat hij naar Jezus toe. En intussen zijn de leerlingen bezig om tegen de mensen te zeggen dat ze maar lekker in het gras moeten gaan zitten, want ze gaan eten.

Wat zouden ze dan gaan eten. Krijgt iedereen een iniminikruimeltje van zijn broodjes en vissen? Dan kun je het net zo goed weggooien. Maar Jezus vraagt hem zijn mandje met broodjes en visjes. En hij geeft het.

Maar we hebben gelezen hoe het verder gaat: inderdaad – Jezus gaat bidden en geeft iedereen te eten van die paar broodjes en die twee visjes. Meer dan genoeg voor iedereen. Teveel. Overvloed. De mensen kunnen niet alles opeten.

En dan moeten Jezus’ leerlingen weer aan het werk. Andreas en Filippus, doen jullie dat vak. Dan doen Johannes en Jakobus dat vak en zo gaan alle leerlingen weer op pad om de resten op te halen. Want er mag  niets worden weggegooid. Ook kleine beetjes zijn belangrijk. Eerst was er toch ook maar vijf broodjes en twee vissen? Dat was toch ook belangrijk? Dan is wat overblijft ook belangrijk. En ze houden twaalf mandjes met brood over. Voor elke leerling een mandje. Dan hebben ze ook weer te eten voor morgen en dan kunnen ze nog eens terugdenken aan het wonder. En ik denk dat ze het mandje van het jongetje ook gevuld hebben – dat hij nog eens kon terugdenken aan hoe Jezus met zijn broodjes iedereen te eten gaf.

Jij

Hoe kun jij nu helpen? Hoe kun jij het probleem oplossen? Heel veel problemen kun jij niet oplossen. De honger in de wereld. Geruzie in je familie. Of gedoe in de kerk. De meeste problemen zijn te groot voor jou of mij om op te lossen.  Maar wat je wel hebt, dat kun je geven. En Jezus kan het dan tot iets groots maken. Hij kan het zegenen zoals dat brood van dat jongetje.

Echt waar dat gebeurt nog steeds. Het zit m vaak in kleine dingen. Dat kleine beetje dat jij weggeeft aan een goed doel – het lijkt niets uit te maken – maar Jezus kan er grote dingen mee doen. Door dat kleine beetje geld kan aan de andere kant van de wereld iemands leven echt veranderen. Doordat hij of zij net dat steuntje in de rug krijgt.

Als er in de klas gepest wordt en jij besluit om daar niet meer aan mee te doen, maar aardig te doen tegen iedereen, dan los je niet alles op, maar het kan zijn dat andere kinderen dan ook aardiger gaan doen en dat het leuker wordt in de klas. Als iemand erg ziek is, kun jij haar niet beter maken, maar door gewoon aandacht te hebben, een kaart te sturen, kun je iemand toch echt blij maken.

En ook hier in de kerk. Je denkt misschien dat het in de kerk vooral om de grote mensen gaat. Dat die de belangrijke dingen doen. Maar dat is lang niet altijd zo. Heel veel grote mensen hebben me verteld hoe belangrijk jullie, de kinderen in de kerk voor hen zijn. Gewoon, doordat je er bent. Doordat je meedoet bij het kindmoment. Of als je terugkomt van de schatzoekers laat zien wat je gemaakt hebt. Sommige mensen van de kerk weten na een jaar nog wat jij gezegd hebt bij een kindmoment terwijl ze al mijn preken allang zijn vergeten. Jezus wil ook jou echt gebruiken.

Je hoeft niet alle problemen op te lossen, wat jij kunt doen en kunt geven is genoeg, net zoals die vijf broodjes en twee visjes.

Zo is het ook hier in de kerk of in de samenleving– als je net zoals ik bent, dan zie je zoveel dingen die anders en beter zouden kunnen. Wie gaat dat ooit allemaal veranderen? Als je erover nadenkt, zie je het al niet meer zitten. Maar we geloven niet allereerst in onszelf, maar in Jezus die wil zegenen wat wij te geven hebben.

Voor grote mensen die nog een mooi boek zoeken om in de vakantie te lezen: Vonne van der Meer schreef daarover de roman Ik verbind u door. Het gaat in dat boek alleen maar over korte gesprekjes en ontmoetingen die mensen hebben. Stelt niets voor: maar een klein vriendelijk woord kan een wereld van verschil maken.

Een of twee mensen kunnen soms al het verschil maken. Je kunt niet de hele wereld redden, maar als je geeft aan Jezus wat je hebt, is dat genoeg voor Hem. Hij kan er grote dingen mee doen.