Hou het vuur brandend!

Preek over 2 Timoteüs 1:1-14

Inleiding

Ben je uitgeblust? Is de fut eruit? Misschien omdat alles altijd maar z’n gangetje gaat, of juist omdat er zoveel tegenzit, dat je op bent. Hoe dan ook, waar haal je de energie vandaan als je uitgeblust bent? Hoe krijg je het vuur weer aan het branden? Voor jezelf, voor je  relatie, je gezin, je werk, de kerk? Hoe komt er weer vuur in?

Uitgeblust christendom?

[dia 1] In de Bijbel lazen we ook die oproep: ‘Houd het vuur brandend.’ Paulus schrijft dat aan Timoteüs. Ik weet niet of Timoteüs uitgeblust raakte of dat Paulus daar bang voor was. In elk geval vindt hij het nodig dat te schrijven. Vanuit Paulus’ situatie is dat ook wel te begrijpen. Jarenlang had hij duizenden kilometers rondgetrokken en op heel veel plaatsen nieuwe kerken gesticht. Hij had het meegemaakt hoe Jezus’ woorden waar werden – het goede nieuws van Jezus verspreidde zich over de hele wereld. Maar nu zit hij in de gevangenis. Hij verwacht niet dat hij er nog uitkomt, maar vermoedt dat het niet lang meer duurt of hij zal geëxecuteerd, gedood worden. Toen er een rechtszaak was, heeft niemand hem verdedigd, ze lieten hem allemaal in de steek. Sommigen bleven wel christen, maar er waren er zelfs die dat opgaven. Of anderen – Paulus noemt hen bij name – Filetus en Hymeneüs, die dwaalden van de waarheid die Paulus overal verkondigd had af en zeiden dat je geen opstanding uit de dood meer hoeft te verwachten, want die is al geweest. En dan waren er ook nog mensen die hem echt tegenwerkten.

Als je dat allemaal zo hoort, realiseer je je – het is niet alleen van onze tijd – zeker niet – dat je je zou kunnen afvragen – wat is de toekomst van het christelijk geloof? (Krimpende kerken, krimpend kerkbezoek, tegenwerking soms, vervolging in andere landen)

Paulus maakt een moeilijke tijd door en dan schrijft hij aan Timoteüs: houd het vuur brandend.

Houd het vuur brandend

[dia 2] Laten we iets preciezer kijken. Wat bedoelt Paulus, hoe moet Timoteüs dat doen? ‘ik spoor je aan het vuur brandend te houden van de gave die God je schonk toen ik je de handen oplegde.’

Die gave, dat moet wel de heilige Geest zijn. Letterlijk staat er dat het ‘de gave die in je is’. Het gaat in het vervolg ook over ‘de geest’ en vuur dat kan uitgaan is een beeld dat Paulus vaker gebruikt. Aan het einde van het gedeelte lijkt Paulus nog eens concluderen hetzelfde te zeggen en dan heeft hij het ook over de Geest: ‘Bewaar door de heilige Geest, die in ons woont, het goede dat je is toevertrouwd’ (1:14).

[dia 3] Toen Paulus Timoteüs de handen oplegde ontving hij de heilige Geest. Timoteüs had door handoplegging van Paulus de Geest gekregen. Dat lees je vaker in het NT, dat mensen de Geest ontvangen doordat ze de handen opgelegd krijgen. En nog steeds doen we dat in de kerk, dat we mensen de handen opleggen bij de zegen – als je belijdenis doet, als je trouwt, als je in de kerk bevestigd wordt als ouderling, diaken, wijkwerker of dominee. Tekenen van ons geloof dat God je zijn Geest geeft om je te helpen, te doen wat je beloofd hebt.

Het gaat ook niet om de Geest alleen voor Timoteüs. Paulus zegt het daarna algemener: [dia 4] ‘God heeft ons niet een Geest van lafhartigheid gegeven, maar een geest van kracht, liefde en bezonnenheid.’ Je ziet dat ik ‘Geest’ met een hoofdletter schrijf. Paulus heeft het hier denk ik over de Geest van God. De heilige Geest. Twee weken geleden lazen we dat Paulus zegt dat de Geest die God geeft een Geest van adoptie is. Door die Geest noemen we God: ‘Abba, Vader.’ Nu noemt Paulus de Geest, een Geest niet van lafhartigheid, maar van kracht, liefde en bezonnenheid.

Samenwerken met de Geest

[dai 5] Maar hoe doe je dat dan, het vuur van de Geest aanwakkeren? Hoe vind je nieuw elan? Misschien denk je: dat kun je niet regelen. Dat wordt gekunsteld. Je moet maar gewoon afwachten of de Geest iets doet.

Maar dat lijkt niet terecht. Paulus zegt het zelf: je moet het vuur van de Geest brandend houden. Ook op andere plekken in de Bijbel wordt duidelijk dat je als mens samenwerkt met de Geest die God geeft. Dat we door God gered worden door Jezus Christus, daar heb je niets voor hoeven doen. Maar het nieuwe leven dat je ontvangt in Jezus Christus, daarbij ben je zelf helemaal betrokken. Daar word je bij ingeschakeld. Je kunt de Geest tegenwerken, bedroeven, je kunt zijn vuur uitdoven, maar ook aanwakkeren.

Maar wat is dat dan, het vuur van de Geest aanwakkeren? Misschien denk je: dan moet er in mijn leven heel wat anders. Of hier in de kerk. Als we hier in de kerk echt uit de Geest gaan leven. Dan zal er heel wat moeten veranderen. Meer enthousiasme, meer blijdschap, misschien ook wat ouderwetse gewoonten afschaffen. Iets nieuws.

Hoe krijg je het vuur weer aan? Hoe houden we het brandend? Ik denk dat het antwoord dat we vaak geven is dat er iets nieuws moet gebeuren. Je moet het anders doen, of iets anders doen. Je hoort dat wel van mannen in een mid-life crisis. Ze zijn wat uitgeblust, maar ze gaan nu iets nieuws doen: een motor kopen, in een band spelen, een nieuwer avontuurlijker leven, een nieuwe baan (…). Dat lijkt logisch: als je uitgeblust bent, dan wil je wat nieuws. Een nieuwe inrichting voor je huis. Even een andere omgeving zien, er tussenuit.

Iets nieuws kan inderdaad helpen. Het kan nieuwe energie geven. Maar er is ook het risico dat het maar voor even werkt. Je gaat straks misschien op vakantie: nieuwe omgeving, nieuwe ervaringen. Maar als je straks weer terug bent, is je leven toch nog hetzelfde. Een nieuwe inrichting van je huis is een tijdje leuk, maar kan ook weer vervelen.

Ik denk inderdaad dat de Geest heel wat kan veranderen in ons leven. Dat leven uit de Geest een leven is dat verandert, je krijgt daarvoor, je ontdekt daarvoor inspiratie.

Hou vast wat je hebt

Toch is het volgens Paulus niet allereerst op zoek gaan naar nieuwe ervaringen. Hij wijst vooral op wat je gegeven is. [[dia 6]  Als een soort conclusie eindigt het stuk dat we gelezen hebben met ‘Neem als richtsnoer de heilzame woorden die je van mij hebt gehoord, houd vast aan het geloof en de liefde die we in Christus Jezus hebben. Bewaar door de heilige Geest, die in ons woont, het goede dat je is toevertrouwd’ (4:13-14).

En Paulus begint ook bij zijn voorouders ‘Ik dank God, die ik net als mijn voorouders met een zuiver geweten dien’ en hij wijst Timoteüs ook op zijn moeder en oma. ‘Ik denk vaak aan het oprechte geloof dat jij hebt. Ook je grootmoeder Loïs en je moeder Eunike hadden dat en jij – daarvan ben ik overtuigd – nu ook.’

Het vuur aanblazen dat is niet perse helemaal nieuwe dingen gaan doen. Het is – om een ander beeld te gebruiken – terug gaan naar de bron.

Mooie vraag om op deze vaderdag eens over na te denken: wie zijn jouw inspiratiebron geweest? Je ouders? Of waren het (ook) geestelijke ouders, zoals Paulus dat kennelijk voor Timoteüs was. Paulus noemt hem zijn ‘kind’. Zo kan iemand een geestelijke vader of moeder voor je zijn. Misschien mooi om zo iemand vandaag daarvoor te bedanken. Of om je geestelijke kind te bemoedigen.

Geen Geest van lafhartigheid

[dia 7]Samenwerken met de Geest. Dat is verbonden blijven aan God. Verbonden zijn aan de liefde. Dat heeft te maken met focus. Verderop in zijn brief maakt Paulus de vergelijking met een sporter – die kan alleen maar prestaties leveren als die helemaal gefocust is. Wie het vuur wil laten branden moet gefocust zijn. Gefocust op Jezus, gefocust op de Geest.

Dat kan klinken als een onmogelijke opdracht – hoe houd je het vol om te blijven geloven in deze wereld, maar Paulus zegt dan: Je hebt de Geest daarvoor gekregen.

En die Geest is geen Geest van lafhartigheid. Uitgeblust raken heeft iets van: niet meer de moed hebben, het opgeven. Ach laat maar, het wordt toch niets. Maar zo’n Geest heeft God niet gegeven, zegt Paulus.

In je geeft God een Geest om door te gaan. Misschien zeg je: maar dat voel ik helemaal niet zo. Ik bid wel – of misschien heb je dat al opgegeven – of ik lees wel uit de Bijbel. Ik probeer de moed erin te houden, maar het lukt gewoon niet.

Ik denk dat het voor veel christenen een herkenbare ervaring is en was. Het lijkt soms hopeloos om de moed, om het geloof vast te houden. Maar juist daarom zegt Paulus dat: ook al voel je dat niet altijd zo – in je is Gods Geest aan het werk. En dat is een Geest niet van lafhartigheid, maar van kracht. Zoek daarnaar. Vertrouw daarop. Reken daarop. Doe daar een beroep op.

Dat betekent ook: ga confrontaties niet uit de weg. Paulus benadrukt in zijn brief sterk dat Timoteüs zich niet moet schamen voor het evangelie – ook in zijn tijd werd dat belachelijk gemaakt. En het was gevaarlijk om te geloven. Zijn grote voorbeeld, Paulus, zat in de gevangenis. Dat lijkt niet iets om trots op te zijn. Daar schaam je je eerder voor als een familielid in de gevangenis zit. En als dat met je voorbeeld gebeurt, wat gebeurt er dan met jou?

Een Geest van kracht

[dia 8} Maar Paulus zegt: Doe een beroep op de Geest van kracht. De Geest geeft kracht, juist in zwakheid. Hoe vaak ik het niet gezien heb, dat juist als mensen het moeilijk hebben, dat ze kracht vinden in het geloof. Juist in verdriet. In verlies. In wanhoop. In eenzaamheid en verwarring. Juist dan heb ik ook zo vaak dat gezien – de Geest die aan het werk is en vol laat houden. Niet op laat geven.

Doe daar een beroep op. Timoteüs moest ook leiding geven aan één of meer gemeentes. Hij is nog jong en kennelijk niet iemand die als vanzelf de leiding neemt. Maar dat moet hij wel doen – hij heeft daarvoor de kracht gekregen. Ga dat niet uit de weg.

Herbert en Leni – jullie beloven straks om Elise op te voeden door jullie goede voorbeeld en haar te vertellen over Jezus. Dat zal niet altijd gemakkelijk zijn, zoals veel ouders hier ook ervaren. Toch kun je ook dan bedanken: ik heb geen Geest van bang-zijn, van opgeven, maar van kracht gekregen.

[dia 9] De Geest die je als gelovige gekregen hebt is ook: De Geest van liefde. De Geest die in je woont en je liefheeft. Niet om wat je allemaal kunt, presteert of doet. Maar gewoon om wie je bent. Kijk vandaag maar naar Elise. Ze wordt gedoopt, God noemt haar zijn kind, gewoon omdat ze er is. Omdat Hij zijn goedheid, zijn genade al voor haar had klaar liggen, voor ze geboren was. En God belooft haar leven voor altijd. Leven dat niet vergaat. Dat geeft moed, ook juist als je bedreigd wordt. Het geloof dat Jezus door de dood je heen bewaart, dat heeft het christenen telkens weer, tot vandaag toe, de moed gegeven om te getuigen van hun geloof, zelfs als dat levensgevaarlijk was.

[dia 10] Het is ook een Geest van bezonnenheid. Van geduld. Timoteüs moet geen leiding geven door maar eens even iedereen goed de waarheid te zeggen – die zich met de verkeerde dingen bezig houdt – mensen laten zich in zijn gemeenten nogal eens afleiden door randzaken. Nee, dat moet hij met geduld doen. Rust uitstralen. Zo is het ook in opvoeden van kinderen. Met geduld en bezonnenheid. Je geeft leiding, je wijst richting – dat is je taak – maar met geduld en bezonnenheid. Ook daar heb je de Geest bij nodig.

Tenminste, ik wel. Om niet mijn zin of mening door te drukken, maar bezonnen te zijn, me telkens weer af te vragen: wat is goed voor mijn kinderen, voor degenen aan wie ik leiding geef, wat zou God in hun leven willen doen?

Uitleiding

[dia 11] Hoe vind je vuur als je uitgeblust voelt? Waar vinden we de energie, de zin, het enthousiasme? In je eigen leven of in de kerk?

Dat zit niet persé nieuwe dingen, zegt Paulus. Daarmee kun je er zelfs erg naast zitten, zoals Filetus en Hymeneüs die nieuwe dingen bedenken over de opstanding en daardoor juist de waarheid kwijtraken. Inspiratie moet je zoeken bij de Geest. Hij geeft vuur van echt leven. Wind die alles schoonwaait.

Dat is vernieuwend, veranderend en tegelijk is het teruggaan naar de de Bron – naar wat je al gekregen hebt. Laat het tot je doordringen. Probeer te ontdekken wat dat betekent. Dat kan soms best hard werken zijn – zo ervaar ik dat bijna elke week. Elke week keer ik ter voorbereiding terug naar wat ons gegeven is. De oude woorden uit de Bijbel. En telkens weer opnieuw moet ik en wij samen ontdekken wat dat voor nu het goede nieuws is. Dat is hard werken en niet altijd gemakkelijk, maar de Geest wil ons dat geven.

Houd het vuur branden. Want wij hebben een Geest gekregen, niet van  lafhartigheid, maar van kracht, liefde en bezonnenheid.

Amen