God zal voorzien / Ik heb er zó naar uitgekeken

Preek over Lucas 22:1-23

Inleiding

‘Wat fijn dat jullie er zijn! Echt heel fijn!’ Mijn zusje doet straks examen voor het conservatorium. Hier heeft ze jaren voor gewerkt en wij, haar familie, mogen erbij zijn. Om te laten zien dat we achter haar staan en haar te horen natuurlijk.

Misschien herken je dat wel – vlak voor dat je iets spannends gaat meemaken is er iemand bij je. Vlak voor een spannend examen wenst je beste vriendin je nog even sterkte. Voor een ingrijpende operatie geeft je vader je nog even een knuffel. Wat ben ik blij dat je er bent…

[dia 1] We lazen in de Bijbel over Jezus die tegen zijn leerlingen zegt: ‘Wat heb ik hiernaar uitgekeken, jullie hebben geen idee, hoe belangrijk dit voor me is! Om met jullie het Pesach te vieren voor ik ga lijden!’

Jezus staat een arrestatie, een veroordeling, marteling, een kruisiging, de dood te wachten. Hij weet dat. En Hij ziet er zo tegenop. En dus zegt Hij ‘Wat goed dat ik nog met jullie om tafel kan zitten om het Pesach te vieren.’

Het wordt donker

[dia 2]

Lucas vertelt het: Het is feest in Jeruzalem. Honderdduizenden, misschien wel miljoenen mensen zijn naar Jeruzalem gekomen om het Pesach te vieren. Te vieren hoe God bevrijdt uit slavernij. Maar degenen die leiding moeten geven aan het feest – de hogepriesters en Schriftgeleerden – zijn niet bezig met feest vieren. Daar hebben ze geen tijd voor. Dat God ooit bevrijd heeft, dat geloven ze wel, maar zij moeten nu zelf een bevrijdingsactie organiseren. Zij moeten het volk bevrijden van die Jezus: die opruier, die de mensen maar in de war brengt. Als het een beetje tegenzit, begint hij straks nog een volksopstand en dat wordt een bloedbad. Dat moeten ze kosten wat kost voorkomen. Maar het moet wel voorzichtig gebeuren. Stel je voor – anders komen zijn volgelingen, het volk, in opstand. Ze hebben geluk. De duivel zelf staat aan de kant van de priesters en Schriftgeleerden. Hij zorgt ervoor dat één van Jezus’ leerlingen, één van Jezus’ beste vrienden, Jezus aan hen wil uitleveren.

[dia 3]

Je kent het verhaal misschien, maar probeer je er toch eens in te verplaatsen. Samen met een groep aanhangers van Jezus, afkomstig uit de provincie, ben je nu in Jeruzalem aangekomen. Overal is het ontzettend druk. En wie in deze grote stad de baas zijn, daar is geen twijfel over: boven de stad rijzen twee gebouwen uit: de tempel en de burcht Antonia van de Romeinen. De heersers van de tempel keren zich tegen Jezus en dat vooral ook om de Romeinen te pleasen. Wie zal tegen hen op kunnen, bovendien, de duivel staat aan hun kant. Ze vormen als groep om Jezus zelfs geen blok meer, ook daar is de tegenstander al geïnfiltreerd. Het ziet er hopeloos uit.

[dia 4]

Alsof je in Rusland woont en je zou willen protesteren tegen de onrechtvaardige oorlog in Oekraïne, maar je dominee en andere kerkleiders zijn tegen je en zijn bereid je te verraden aan de overheid om hun eigen huid te redden. Het lijkt wel of het kwaad hen beheerst.

Of misschien is jouw situatie wel op een andere manier uitzichtloos en heb je het gevoel dat alles en iedereen tegen jou is.  Misschien denk je er liever niet over na, maar soms heb je het gevoel dat alle machten zich tegen je keren. Hoe komt het nog goed?

Achteraf kun je zeggen: ja, met Jezus kwam het goed. Jezus wist dat het goed kwam. En dat is waar en tegelijk vraag ik me af – was dat weten van Jezus zo heel erg anders, dan het weten van gelovige mensen die nu zeggen: ‘het komt goed, dat geloof ik, dat weet ik!’ Ook Jezus moest vertrouwen op God – ook hij ziet op tegen het lijden, ook Hij vraagt voor zijn arrestatie of zijn leerlingen voor hem willen bidden en bidt zelf op een gegeven moment: ‘God, alstublieft, laat het niet gebeuren.’ En ook in dit verhaal Hij lijkt bemoediging nodig te hebben: ‘wat heb ik ernaar verlangd om dit Pesach met jullie te eten!’

Het is goed om te bedenken dat de verhalen die de Bijbel vertelt niet zo anders waren als nu: ook toen was er chaos, onduidelijkheid, angst, twijfel. Ook toen moesten mensen geloven. En dat moet nu ook. Ook nu helpt het niet om net te doen alsof dat niet moeilijk is.

In zijn komend lijden zoekt Jezus steun, verbinding bij zijn vrienden. Laten wij dat ook doen. En ook tegelijk: wil Hij zijn vrienden steunen en moed geven.

God bevrijdt!

Maar waar hield Jezus zich dan aan vast – waar vond Hij zijn geloof, zijn zekerheid, in alle chaos en tegenwerking?

[dia 5]

Lucas laat er iets van zien in de manier waarop hij het verhaal vertelt. Misschien is het je wel opgevallen. Hij begint met : ‘Het feest van het Ongedesemde brood, dat Pesach genoemd wordt, was bijna aangebroken’ (22:1). Dan even later vertelt hij: ‘De dag van het Ongedesemde brood, waarop het pesachlam geslacht moest worden, brak aan’ (22:7). En nog weer iets later: ‘toen het zover was…’ (22:14). Eerst denk je misschien nog dat het een gewone tijdsaanduiding: toen het Pesach was. Maar hij herhaalt het zo vaak, dat het niet te missen is. Lucas wil er de nadruk opleggen: De hogepriesters en de Schriftgeleerden Jezus uit de weg willen ruimen en de Satan heeft zelfs bezit genomen van één van Jezus’ vrienden, maar intussen is het wel gewoon Pesach. Het is Pésach als dit allemaal gebeurt!

Pésach, dat vieren ze elk jaar. Het is een gewoonte, maar realiseer je nog even wat dat betekent. Het  is het feest van een slavenvolkje dat hopeloos gevangen gehouden werd door de machtige Farao. Ze konden geen kant op. Ze moesten zich letterlijk doodwerken en ze konden nergens heen. En toch zij werden bevrijd. Ze werden bevrijd, ze hebben zichzelf niet bevrijd. Ze maakten geen schijn van kans tegen de machtige Egyptenaren – eeuwenlang een van de grootmachten in het Midden-Oosten. Maar God bevrijdde.

De religieuze leiders in Jeruzalem zijn kennelijk vergeten dat God bevrijdt en proberen vooral zelf te regelen hoe ze van de spanning tussen het volk, Jezus en de Romeinen komen, maar Jezus wéét het en Hij wil het zijn leerlingen ook laten weten. Hoe groot de chaos ook lijkt: God is dezelfde, Hij is nog steeds een Bevrijder. Hoe klem je ook zit, Hij bevrijdt. En dus is het niet hopeloos.

[dia 6]

En kennelijk heeft Jezus zelf ook grip op de situatie. Hij geeft zich pas over als Hij het wil. Judas is van plan Jezus te uit te leveren. Maar Jezus bepaalt wanneer. Dat gaat niet gebeuren tijdens de Pesachmaaltijd. Die wil Hij ongestoord met zijn leerlingen kunnen vieren. En dus krijgen Petrus en Johannes een geheimzinnige opdracht mee. Ze krijgen niet het adres mee waar het Pesach gevierd gaat worden – dan zou Judas dat nog te weten kunnen komen en doorgeven – nee ze zien straks wel waar het is: ze zien straks een man die een kruik water draagt. Heel ongewoon in Jeruzalem, waar vrijwel alleen vrouwen en meisjes waterkruiken dragen. Die man moeten ze volgen en dan weten ze waar ze moeten zijn.

Jezus houdt de regie. En dat maakt die maaltijd ook duidelijk: Jezus gaat lijden. Hij ziet er tegenop. Het is echt lijden, maar daarin houdt God de regie. In de chaos is dat de houvast. Dat Hij altijd een Bevrijder is. Daar is zekerheid te vinden.

Daarin verlangt Jezus naar bemoediging

En ik denk dat Jezus daarom juist het Pesach wilde vieren met zijn leerlingen, zijn apostelen, noemt Lucas ze. Degenen die door Jezus op weg gestuurd worden om door te geven wat ze zelf hebben meegemaakt hebben. Zij hebben ervoor gezorgd dat wij het vanochtend konden lezen: Dat Jezus er zo naar verlangde het Pesach te eten voor de tijd van zijn lijden. Kennelijk is dat ook voor ons belangrijk. Dat je in de chaos ziet en hoort dat Jezus zegt: ik heb er zo naar verlangd bij je zijn.

Net zoals in de chaos toen een complot van religieuze leiders en infiltrant, een verrader. Met gruwelijk lijden en de dood voor zich, wil Jezus eerst nog Pesach vieren. Eerst zijn leerlingen en zichzelf (?) eraan herinneren dat God een bevrijder is. Dat niet de machten van de dood en de chaos overwinnen, maar het goede. Ook uit deze situatie zal bevrijding zijn.

Dat is geen gemakkelijk, comfortabel geloof: het komt allemaal wel goed. Nee, Jezus komt er niet zonder kleerscheuren, niet zonder lijden vanaf. Het lam en de bittere kruiden die ze eten beelden lijden uit. Maar in de chaos in de angst is hoop.

[dia 7]

Bij het Pesach werd op verschillende momenten het glas geheven, of beter een beker wijn volgeschonken. Bij de tweede beker werd een dankzegging uitgespreken: ‘Gezegend bent U God, koning van de wereld, die heeft gemaakt de vrucht van de wijnstok.’ Jezus spreekt dat dankgebed ook uit en zegt dan: ‘Drinken jullie allemaal uit deze beker, geef hem aan elkaar door.’ We heffen het glas. Een intiem gebaar van verbondenheid. Zoals je in crisistijden in een kring staat en de armen om elkaar heen slaat, of elkaar een hand geeft. Zo van: het is moeilijk, maar we doen dit samen, we delen dit. Ze geven de beker aan elkaar door: wij gaan er samen doorheen.

In coronatijd hebben we dat niet meer gedaan: bekers aan elkaar doorgeven. Maar als we dat misschien op een dag weer gaan doen, dan moet je misschien ook eens denken aan de leerlingen van Jezus die dat deden in het besef – wij delen dit. Dat is Avondmaal vieren ook: wij delen samen in het lijden van onze Heer. Dat is wij delen in elkaars lijden en moeite. Vandaar dat we daarvoor ook altijd collecteren voor de diaconie – we delen elkaars moeiten, je staat er niet alleen voor. Alsof we de schouders om elkaar heen slaan. En als het niet kan, de beker doorgeven, dan kun je misschien denken aan de vredegroet – we wensen elkaar de vrede van Christus – wat je situatie ook is. De collecte, elkaar de vredegroet wensen, dat zijn momenten die symboliseren wat wij samen zijn: mensen die delen in de moeilijke omstandigheden en elkaar dan toch het goede toewensen.

Jezus geeft de beker door: ze drinken er allemaal uit. En dan zegt Hij: ik zal er niet meer van drinken. Ik zal geen Pesach meer vieren, tot het tot vervulling gekomen is. Er komt een dag dan zullen we weer eten en drinken. Hoe beroerd het er nu ook ziet: wat ons ook nog allemaal te wachten staat – er is hoop.

Jezus overgave is Gods nieuwe begin

[dia 8]

En vreemd genoeg ligt die hoop in wat Jezus met zich laat gebeuren. Hij laat zich gevangen nemen, Hij laat zich als een Pesachlam afslachten, Hij laat het gebeuren dat zijn bloed vergoten wordt. Hij geeft zichzelf als brood en wijn als teken van een nieuw begin.

Ik moet zeggen: dat blijft iets van een mysterie. Wat gebeurt hier, hoe kan er redding komen als de hogepriesters, de Schriftgeleerden, Judas, de duivel zelf, hun zin lijken te krijgen? Hoe kan dat nu een nieuw begin zijn?

Ik moest daarbij denken aan een ander verhaal uit de Bijbel dat we vanochtend ook gelezen hebben. Dat vreselijke verhaal over Abraham die zijn zoon Izak moest offeren. Abraham die klem zit: zijn enige zoon, zijn toekomst, waar hij jarenlang met Sara op gewacht heeft, moet hij offeren? Het is een verhaal dat meer vragen oproept dan het antwoorden geeft. Waarom stelt God Abraham op de proef? Waarom op zo’n afschuwelijke manier? Waarom doet Abraham wat er van hem gevraagd wordt? Waarom laat Izak dat gebeuren?

Zo is het in het leven ook vaak zo. Dat je klem zit en vooral vragen hebt. Zeker als het niet gaat zoals je had gewild. Dan komen er zoveel vragen op: waarom, waarvoor, wat is het nut, waarom nu? En als anderen antwoorden geven – helpt het meestal niet veel. En toch blijf je op zoek naar een antwoord, of in elk geval iets dat helpt om het met de vragen uit te houden.

Meer vragen dan antwoorden. En tegelijk van Abraham en Izak wijst volgens mij op een Antwoord dat groter is dan alle vragen.

[dia 9]

Dat is het zinnetje dat we als laatste lazen: ‘Op de berg van de HEER zal erin voorzien worden.’ Ze zijn een soort echo van de woorden die Abraham zelf al gezegd had.

Dat was toen ze samen de berg opliepen. Izak was slecht op zíjn gemak geweest: we hebben vuur en hout, maar waar is het lam? En Abraham had gezegd: ‘God zal zich zelf van een offerlam voorzien, mijn jongen.’ Was het een smoes geweest, was het diep geloof geweest, durfde Abraham niet te vertellen hoe het zat?

Nogmaals, er zijn meer vragen dan antwoorden, maar het was wel waar: God zou zichzelf van een offerlam voorzien: in de struiken was er opeens een ram geweest dat Abraham slachtte in plaats van Izak.

En zo was het daarna vaker gegaan. Toen Gods doodsengel door Egypte ging, gaf Hij de Israëlieten de opdracht een lam te slachten, dat redde de levens van hun oudste zonen. En dat viert Jezus met zijn leerlingen met Pesach: dat God zelf voor een offerlam zorgt.

In Lucas 22 wijst Jezus op brood en wijn, maar het belangrijkste onderdeel van de maaltijd, het Lam, daar wijst Jezus niet op. Is dat omdat Hij hetzelf is – Hijzelf is het Lam dat God geeft.

God zorgt zelf voor een offerlam. Op de berg van de HEER zal erin voorzien worden. Op de tempelberg, of op die berg buiten de stad, Golgotha. Dat wordt de berg van de Heer Jezus. Hij is het offerlam.

Hij zorgt voor een nieuw begin. Een nieuw verbond door zijn bloed. Een nieuwe band met God.

Ook die geschiedenis geeft meer vragen dan antwoorden:

Waarom moest Jezus sterven? Kon God niet op een andere manier zich met ons verzoenen? Waarom regisseerde God zelf de dood van zijn Zoon?

Al denkend kunnen we natuurlijk wel iets van antwoorden vinden, maar ik merk wel hoe meer ik erover nadenk, hoe meer ik erover lees in de Bijbel, hoe meer ik ook merk dat het ook een geheim blijft. Op de vragen waarom het precies zo moest gaan, vind ik niet een heel precies antwoord. En eerlijk gezegd vind ik het soms ook wel ingewikkeld als sommige broers en zussen in het geloof het wel heel precies lijken te weten. Ik begrijp God niet zo heel precies.

Tegelijk is het hier ook zo dat er één antwoord gegeven wordt dat groter is dan alle vragen die ik erbij heb. Dat Antwoord is Jezus, die het Lam is. Jezus die zegt: ik geef mijzelf voor jou – het lijkt er in de chaos van het leven misschien op dat het kwaad wint en ik onderga, maar het is een offer, ik geef me voor jou, omdat ik bij je zijn. Omdat ik in alle puinhoop die je leven misschien is, een nieuw begin maak.

Ten slotte

Ik begrijp niet alles, maar wel dit: God en Jezus moeten wel ongelooflijk veel van ons houden als zij dit gedaan hebben: zijn Zoon gegeven, zichzelf gegeven als een lam. Zijn liefde overstijgt uiteindelijk alle vragen. Ik hoop dat Jezus dat straks op Goede Vrijdag tegen jou zegt: ik heb er hevig naar verlangd om dit Avondmaal met jou te vieren! En zegt Hij  zelfs op een dag wel tegen je: Ik heb naar verlangd en nu is het zover, nu is het tijd om met jou deze wijn te drinken. Welkom in het koninkrijk van mijn Vader!