Wees niet bang en ga op weg

Preek voor Pasen 2020 over Matteüs 28

Inleiding

‘Wees niet bang. Ik ben bij je.’ Wat kan het geruststellend zijn als iemand dat tegen je zegt. Als klein kind was ik vaak bang: bang voor een grote hond. Bang voor het donker. Bang voor een vreemde situatie. Wat was het dan fijn als mijn vader me vasthield en zei: ‘Wees maar niet bang. Ik ben bij je.’

‘Wees niet bang.’ Als mijn vader of moeder dat zei, dan was dat geruststellend. Zij waren sterker dan dat waar ik bang voor was. Als je ouder wordt, begrijp je dat er machten zijn sterker dan die van je vader of je moeder. Wat kunnen zij tegen dreiging van geweld of oorlog en ziekte? Je laat je niet zo gemakkelijk meer gerust stellen. Er is zoveel om bang voor te zijn. Voor jezelf of voor anderen:

  • Dat je ziek wordt of dat je geliefden ziek worden
  • Dat je je baan kwijt raakt
  • Dat je het niet volhoudt in deze tijd, of je kinderen of je klein kinderen
  • Dat er teveel mensen ziek worden

Angst kan je vastgrijpen, verlammen Wat gaat er met mij gebeuren? Wat gebeurt er met de mensen van wie ik houd? Met deze wereld? En wat doet God? Zit zijn oordeel hierachter?

Wees niet bang, want Jezus is opgestaan

Maar vandaag is het Pasen. En in het Paasverhaal hoorden we ook net die woorden: ‘Wees niet bang.’ Eerst is het een engel die het zegt tegen de Maria’s die naar het graf kwamen. De aarde beefde hevig. Een engel uit de hemel die naar het graf liep, de steen wegrolde en erop ging zitten. Hij lichtte als de bliksem en zijn kleding was wit als sneeuw. (Matteüs 26:2-3). Een indrukwekkende verschijning. Logisch dat de bewakers van het graf beefden van angst en als dood op de grond vielen. Degenen die Jezus vast proberen te houden in het graf, hebben alle reden om bang te zijn. Maar tegen de vrouwen zegt de engel: ‘Júllie hoeven niet bang te zijn.’

Júllie hoeven niet bang te zijn. Met Pasen zien we dat geen macht sterker is dan Jezus. Wie op Jezus vertrouwt hoeft niet meer bang te zijn voor de machten van het kwaad. En later herhaalt Jezus de woorden van de engel: ‘Wees niet bang.’

Het zijn bekende woorden, maar het valt niet altijd mee om ze tot je door te laten dringen. Misschien denk je wel: ‘ja, ik weet wel dat ik me geen zorgen hoef te maken, en ik weet wel dat ik niet bang moet zijn, maar ik ben het toch. Ik kan dat niet zomaar stoppen.’ En dat is heel gewoon. Jezus zelf zegt deze woorden. En Hij weet het is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Eerder zei hij al: wees niet bezorgd. Maar toen Hij zelf in Getsemané wachtte op zijn arrestatie, was Hij doodsbang.

En dat kan dan toch ook weer bemoedigen. Als Jezus zegt ‘wees niet bang’, dan zijn dat geen lege woorden. Jezus weet waar hij over praat. Hij heeft het kwaad in de ogen gezien. In de ogen van de Farizeeërs en overpriesters die hem veroordeelden. Hij heeft het kwaad gevoeld in de spot, in de geseling, in de spijkers in handen. Hij heeft het oordeel op zich genomen: godslasteraar, opstandeling. Hangend tussen hemel en aarde werd hij verlaten door iedereen, zelfs door God. En zo ging hij de dood in. Maar Hij kwam er doorheen. Hij stond op uit de dood. En hij zegt nu: wees niet bang. Ik heb overwonnen. De duivel, het kwaad, de dood ik heb ze verslagen. Jezus is opgestaan. Hij is de sterkste.

Vanuit dat geloof is gewoonte ontstaan om met Pasen te lachen om de macht van het kwaad en de dood. Wie vasthoudt aan het kwaad, die heeft reden om bang te zijn. Maar wie op Jezus vertrouwt niet. Die kan lachen om het kwaad. Hoe machtig hij ook lijkt, de duivel is verslagen. De duivel dacht misschien dat hij gewonnen had met Jezus’ dood, maar toen bleek hij juist verslagen.

Ik hoorde onlangs het verhaal van een vrouw die omdat ze ziek was niet haar huis uit mocht, omdat ze ziek was. Ze woonde alleen en begon zich zorgen te maken: hoe kon ze aan eten komen? Ze bad: ‘Heer wilt U mij te eten geven!’ Haar buurman in het huis naast haar hoorde dat. Het waren goedkope huizen waar ze woonden en ze konden veel van elkaar horen.

Haar buurman was een niet-christen en ze lagen nogal met elkaar overhoop. Hij ergerde zich aan haar geloof. Hij vond dat naïef, ouderwets en verkeerd. Aan de andere kant ergerde zij zich ook aan haar buurman. Zijn negativiteit en gevloek vond ze zo naar dat ze haar buurman vaak ‘de duivel’ noemde. Niet erg aardig om je buurman de duivel te noemen.

Maar goed, zij bad dus ‘Heer, geef mij te eten!’ De duivel, haar buurman dus hoorde dat en dacht: ‘ha, nu heb ik je!’ Hij ging naar de winkel en deed boodschappen voor zijn buurvrouw, zette ze voor de deur, belde aan en ging snel zijn eigen huis in. De buurvrouw deed de deur open. Ze zag niemand, alleen de boodschappen en riep het uit: ‘Een wonder, dank U, Heer!’ Daarop deed de buurman snel zijn deur open en begon te lachen: ‘Haha, jij denkt dat God dat gedaan heeft, maar ik heb zojuist die boodschappen voor je gedaan!’ Daarop riep de vrouw: ‘Wat bent U groot Heer! U heeft zelfs de duivel voor uw werk gebruikt!’

Wees niet bang. Het kwaad is verslagen. Maar de angst van de vrouwen is niet alleen voor het kwaad. Het moet ook geweest zijn van wat ze meegemaakt hebben: de aardbeving, de engel, Jezus weer levend. Wie is Jezus? Wie is die man? Ze kunnen alleen maar voor zijn voeten neervallen. Maar Jezus zegt: ‘wees niet bang.’ Ik ben bij jullie, ik sta aan jullie kant. Jezus zegt tegen de vrouwen dat ze op weg moeten gaan naar zijn ‘broeders’. ‘Mijn broers’, zo noemt Jezus de leerlingen. De leerlingen die hem in de steek gelaten hebben. Petrus die hem verloochend heeft. En toch zegt Jezus ‘ga naar mijn broers.’ Wees niet bang, want ik ben er voor hen. Ik heb mijzelf juist voor hen gegeven. Wees niet bang. Ook niet voor God. Niet voor zijn oordeel. Want je bent mijn broer, mijn zus. Daarom ben ik gekomen.

Want niet bang, want Jezus is bij je

Jezus’ leerlingen ontmoeten hem op de berg. Ze aanbidden hem, maar er zijn er ook die twijfelen: Jezus komt naar ze toen. En bemoedigt ze. Net als eerder de vrouwen: Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde.

Wees niet bang ‘want ik ben bij je…alle dagen tot aan de voltooiing van deze wereld.’ (Matteüs 28:20)

‘Ik ben bij je.’ Hoe is Jezus dan bij je in deze vreemde en angstige tijd? Hoe merk je dat Hij overwonnen heeft? Niet alles kun je al zien. We wachten nog steeds op de voltooiing van deze wereld. En toch, het is te merken dat Jezus er is.

Denk eraan dat Jezus de koning is die – ook nu Hij alle macht heeft – nog steeds niet dwingt. Hij heeft alle macht, maar werkt door gewone, zwakke, mensen. Denk aan die meer dan duizend mensen die ooit in de zorg werkten en zich als vrijwilligers opgaven om in deze tijd weer te komen werken. Vrijwillig. En je weet dat je misschien besmet kan raken. En toch je willen inzetten voor anderen. Daarin zie ik iets van Jezus. Gewone mensen die het verschil maken.

Of van de week las ik op internet in een groep waar je om hulp kunt vragen en hulp kunt aanbieden: het hulpaanbod overtreft nog steeds de hulpvraag. Nu is het gemakkelijker om hulp te bieden, dan om te vragen, maar toch – daarin zie ik ook iets van Jezus regering. Van Jezus die bij ons is – in alle moeiten laat Hij ons niet in de steek, maar geeft ons liefde en zorg voor elkaar. Wees niet bang, Hij is er ook nu bij.

Wees niet bang, maar ga op weg

‘Wees niet bang.’ Dat zeggen de engel, dat zegt Jezus niet alleen maar om gerust te stellen. Zoals je dat tegen een kind zegt – ‘wees niet bang en ga maar lekker slapen’. Het wordt gezegd tegen volwassen mensen die op weg gestuurd worden. ‘Wees niet bang en ga het aan zijn leerlingen vertellen dat ze Hem zullen ontmoeten in Galilea.’ En Jezus zelf zegt dat nog eens tegen zijn leerlingen. Wees niet bang en ga op weg. Vertel het verder.

Angst kan verlammen, maar Jezus zegt: laat je niet verlammen. Want je hóeft niet bang te zijn. Natuurlijk, de gevoelens van angst zijn niet gelijk weg. Maar laat je daar niet door leiden. Wees niet bang en ga op weg. De vrouwen zijn nog niet van de schrik bekomen, of Jezus stuurt ze al op naar zijn broeders. En ze gaan met de schrik nog in de benen en de spanning in de buik. En sommige van die leerlingen twijfelen nog als ze Jezus zien, maar Jezus stuurt ze op weg met een enorme opdracht – alle volken tot zijn leerlingen maken. Wees niet bang, maar ga op weg. Pasen is niet een feest voor jezelf, maar om juist ervan uit te delen. Om als leerling van Jezus met hoop op weg te gaan. Anderen te zoeken en het goede nieuws door te geven met wat je doet en wat je zegt.

Volgende week hoop ik daar nog wat langer in de preek bij stil te staan. Wat betekende dat, en wat betekent dat nu voor jou?

Maar vandaag wil ik al tegen je zeggen: wees niet bang, Jezus heeft overwonnen. Hij is bij je. Hij is in deze wereld aan het werk. En als je toch angst blijft voelen, laat je daar niet door leiden, maar vier Jezus’ overwinning vandaag. En ga op weg te gaan. Om anderen er iets van te laten zien, iets van te laten voelen.

Misschien vraag je je af: hoe doe je dat dan? Wat is dat op weg gaan. Ik vind dat heel mooi tot uitdrukking komt in een oud kinderliedje over Pasen, de kinderen van Pasen.

Het is zo’n liedje dat je met een hele groep kinderen uitbeeldt. Een grote groep kinderen geeft elkaar de hand en zingt:

’t Is Pasen , Jezus is opgestaan
’t Is tijd om samen weg te gaan,
op weg naar Heleentje, die altijd geplaagd wordt
da,s nergens voor nodig, Heleentje kom
we geven je een hand, dan draaien we ons om
en gaan op weg in een lange rij
want Pasen geeft je moed
Pasen maakt je vrij.

En de hele sliert kinderen loopt naar een kind dat Heleentje speelt en ze geven haar een hand en ook Heleentje loopt mee. En zo gaan ze dan verder:

op weg naar Jan Willem die altijd alleen is
Hij heeft weinig vriendjes, Jan Willem, kom
we geven je een hand, dan draaien we ons om

En dan gaan ze

op weg naar die rijke meneer in die villa
Hij is niet gelukkig, meneertje kom,

en dan

op weg naar de mensen, die wij kunnen helpen
dus eenzamen, armen en rijken, kom
We geven je een hand dan draaien we ons om
En gaan op weg in een lange rij
Want Pasen geeft moed
Pasen maakt je vrij.

Wees niet bang, maar ga op weg. Want Jezus is opgestaan en voor altijd bij je!