Hak het uit in steen: ‘U bent mijn geluk’

Preek over Psalm 16

Inleiding

Als je één zin in steen moest uithakken, wat zou dat dan zijn? Woorden, zinnen, die je niet mag vergeten worden in steen uitgehakt. 75 jaar na de bevrijding komen er op tv allerlei monumenten voorbij. Daarin staan belangrijke woorden uitgehakt.

We mogen niet vergeten. Dit moeten we in elk geval onthouden. Maar als je nu zelf één zin in steen moest uithakken, wat zou dat dan zijn?

Ik probeer dat voor mijzelf af en toe vast te leggen – niet in steen, maar het op te schrijven. Waar gaat het nu echt om in mijn leven? Waar wil ik mij op richten, wat is het belangrijkste?

Het vreemde is dat ik – en dat hebben heel veel mensen, jij misschien ook wel – dat ik daar zo vaak niet aan denk. Zo vaak vergeet ik wat het belangrijkste is en ik vul mijn tijd met andere dingen. Dat heb jij misschien ook wel: en het kunnen kleine of grote dingen zijn – je score bij een spelletje op je telefoon of je spelcomputer, hoeveel aandacht je krijgt op sociale media, maar ook hoeveel geld er op je bankrekening staat, wat voor cijfers je op school haalt, wat je volgende carrièrestap zal zijn.

Of het kunnen ook negatieve dingen zijn die het belangrijkste worden in je leven: zorgen om ziekte van familie, zorgen om je werk, je inkomen, wie je nog leuk vindt. Zoveel dingen die wel belangrijk zijn, maar als ze het belangrijkst worden, gaat het mis.

En daarom is het goed het af en toe voor jezelf op  te schrijven. Of vroeger borduurden mensen mooie teksten, of ze hakten ze uit in steen.

Opdracht voor de kinderen (of anderen) lees de Psalm nog eens door. Welke zin vind jij het mooist. Schrijf die op een mooie manier over, versier m en hang m op.

Psalm 16 als inscriptie

Zo kun je Psalm 16 ook lezen als woorden die David als het ware uithakt in steen, omdat hij ze nooit wil vergeten.

(Tussen haakjes: ik kwam op die gedachte omdat er boven deze Psalm staat: Miktam van David. Wat dat woord betekent weten we niet precies: de NBV vertaalt ‘een stil gebed’, de HSV vertaalt ‘een gouden kleinood’, maar de vertaling ‘inscriptie’ zou volgens nogal wat Bijbelwetenschappers logisch zijn en ook een van de oudste vertalingen, de Griekse vertaling vertaalt het zo. Een letterlijke inscriptie, of figuurlijk: iets dat je echt niet moet vergeten, iets wat je niet meer kan uitvegen. Zo lees ik deze Psalm dan ook maar: als een inscriptie. En wat staat er dan?)

‘Bescherm mij, God, want  ik schuil bij U’

Een gebed om hulp – bescherm mij – en tegelijk een belijdenis, een verklaring van vertrouwen – bij U schuil ik. Bij U schuil ik. U vertrouw ik. Bij U zoek ik bescherming. En die belijdenis wordt verder uitgewerkt: ‘U bent mijn Heer, mijn geluk, niemand gaat U te boven.’

U bent mijn Heer, mijn geluk. Wat een mooie zin! Dat kun je een belijdenis noemen. Deze week sprak ik verschillende jongeren van de kerk en vroeg ze of ze belijdenis wilden doen. Normaalgesproken zouden we op pelgrimage gaan en daar uitgebreid over praten. Dat kon niet doorgaan en ik heb ze nu maar opgebeld. En het gevraagd: weet je het al of je belijdenis wilt doen? Sommigen wisten het al, anderen hebben meer tijd nodig en anderen zeiden: nu niet. Het waren korte gesprekjes, maar toch mooi door de openheid en eerlijkheid.

Maar wat is eigenlijk belijdenis doen? Het is hardop zeggen wie God voor je is en beloven dat je met Hem wilt leven. Je kunt het vergelijken met het afleggen van een eed zoals bijvoorbeeld militairen dat moeten doen: ‘Ik zweer (beloof) trouw aan de Koning(in), gehoorzaamheid aan de wetten en onderwerping aan de krijgstucht.’ Of een politieagent die ook zo’n soort eed moet afleggen.

Misschien kun je het nog beter vergelijken met trouwen. Het wordt steeds gewoner om een eigen trouwbelofte te schrijven. Daarin verwoord je waarom je met de ander trouwt, wat hij of zij voor je betekent en waarom je altijd bij haar of hem wilt blijven.

Belijdenis doen is publiek zeggen wie God voor je is en dat je altijd bij Hem wilt blijven. De woorden van Psalm 16 kun je daar goed voor gebruiken:

Bij U schuil ik.
U bent Heer, dat betekent: naar U wil ik luisteren, aan U gehoorzaam zijn
U bent mijn geluk, niemand gaat U te boven,
mijn enig bezit,
mijn levensbeker,
U houdt mijn lot in handen,
U bent mijn land

Misschien begrijp je niet gelijk alles. Het is een opeenstapeling van beelden, die op allerlei manieren uitdrukken: U bent alles voor mij.

Maar hoe dan?

Misschien vraag je je af  – maar hoe kan dat nu? Hoe kan God alles voor me zijn? Hoe kan God mijn geluk zijn? Is dat niet vaag?

Misschien helpt het om naar een paar beelden uit de Psalm te kijken. Er staat bijvoorbeeld: U bent mijn enig bezit en iets verderop: een lieflijk land is voor mij uitgemeten. Alsof God zelf het land is dat je gekregen hebt.

Als je de Bijbel goed kent, moet je dan misschien wel denken aan de Levieten. Alle inwoners van Israël hadden een stuk land gekregen, behalve de Levieten. God zei tegen hen dat Hijzelf hun grondgebied zou zijn (bijvoorbeeld Numeri 18:20). De andere Israëlieten brachten elk jaar tien procent van hun inkomsten naar de tempel, voor de HEER. Daarvan mochten de Levieten die in de tempel werkten dan ook eten. Het was dus niet iets vaags, dat de HERE zelf het erfdeel, het land voor de Levieten was – ze kregen daardoor ook te eten.

Maar ook als je geen Leviet bent en niet in de tempel werkt, kun je zeggen dat de HERE je bezit is. Ook letterlijk: wat je hebt is niet van jezelf. Het stuk grond waar je huis op staat, heb je niet zelf gemaakt, ook al heb je er misschien voor betaald. De grondstoffen voor je mobiel, alles waar het van gemaakt is – jij hebt het niet zelf gemaakt. In alles wat je hebt, ook al heb je ervoor betaald, zit een geschenk, een cadeau. Je hebt er niet zelf voor gezorgd dat je leeft, dat je ademt, dat er eten is, dat je spullen hebt. Al die mogelijkheden zijn je gegeven. God is mijn alles, mijn bezit. In alle goede dingen die je krijgt kun je iets van God zien die het aan je geeft.

Dat is dus niet vaag. Het is heel concreet. Het geldt voor land, voor spullen. Maar ook voor zoveel meer: in het prachtige voorjaar zie ik iets van God. In de mensen om me heen, zie ik iets van God. In de zorg en de aandacht juist ook in deze tijd – dat is God. Daarin komt God naar me toe.

En het geldt voor alle mensen: Jezus zei – God laat de zon schijnen over goede en slechte mensen, hij laat het regenen over eerlijke en oneerlijke mensen. Ook als je het niet gelooft, is het nog steeds zo dat bijna alles wat je hebt je gegeven is. Ook dan heb je er niet zelf voor gezorgd. Als je gelooft in God, leer je steeds meer om het leven te zien als een cadeau, een geschenk: ‘ik ben ontzettend blij met wat ik gekregen heb’ ‘ik ben verrukt van wat mij is toebedeeld’

En als je gelooft dat het een geschenk van God is, wil je Hem dan ook serieus nemen? Luisteren naar wat Hij zegt. Als God je geluk is, dan word Hij ook je HEER. Dan geloof je dat wat Hij zegt goed voor je is.

Hoe niet?

Maar wat je ook kunt doen: je kunt wat je van God krijgt belangrijker gaan vinden dan God zelf. Dat is wat je gemakkelijk kan doen. Dat gebeurde in de tijd van de Bijbel: mensen waren blij met de vruchtbaarheid van het land, die zorgde voor genoeg eten en drinken. Een geschenk van God, maar ze gingen dat geschenk zelf als een God vereren – de Baäl.

Zo kan het nog steeds: je geniet van seks en seksualiteit – een groot geschenk van God. Heel bijzonder mooi. Maar je ziet het niet langer als een geschenk, maar het wordt het belangrijkste in je leven. Je raakt eraan verslaafd. En zo kan het met al Gods goede gaven. Met je geliefde, je gezin. Je geld. Je ziet God er niet meer in en zijn liefde, maar alleen nog  maar dat.

Zelfs goede dingen kunnen je dan ongelukkig maken als ze het belangrijkste in je leven worden. Ze zijn nooit sterk genoeg om al je geluk te dragen. Van zulke afgoden word je wiebelig. Als je gezondheid het belangrijkste is, dan kun je onzeker en bang zijn van alles wat misschien ongezond maakt. Of als je gezin het belangrijkste is, heb je misschien wel niet zoveel oog meer voor mensen zonder gezin. En als het dan niet goed gaat met je gezin, gaat het ook niet goed met jou. En als je gezin je niet gelukkig maakt, kun je je gezin dat ook gaan verwijten – ‘ik zet me altijd zo voor jullie in, maar het lijkt wel of jullie het niet zien.’ Als je dat gaat zeggen en gaat denken, kun je er zeker van zijn dat het niet goed met je gezin zal gaan. Je gezin is er niet om jouw gelukkig te maken.

Nu kun je dat goed weten, maar het kan toch mis gaan. Ik heb zelf ook de goden van het land geëerd, maar ik doe het niet meer. Want als je andere goden dient ,krijg je veel ellende en verdriet (16:4), zeg Psalm 16. En wie de Psalm meezingt, zegt het na: ik heb het ook gedaan. Niet bij God, maar bij andere machten mijn geluk gezocht: in genot, status, geld.

Maar ik doe dat niet meer. Kan ik dat zo zeker zeggen: ik doe dat niet meer? Ik wil het in elk geval niet meer. En dat zeg ik nu. Belijdenis doen is je verlangen uitspreken: ik wil dat niet. Ik wil alleen van God mijn geluk verwachten. Dat zeg ik nu. Daar wil ik me nu aan vasthouden. U, HEER, U bent mijn geluk. U bent er nog steeds ook zonder gelukkig gezin, zonder gezondheid, zonder bezit.

Verrassende redding

En dat God er dan ook nog is, betekent heel wat. Als God je geluk is, dan laat Hij je niet in de steek. Het is goed om aan Hem te blijven denken, Hem telkens voor je zien. Dan sta je stevig. Daar word je niet wiebelig van.

‘Daarom ben ik blij. Ik juich en zing, want bij u ben ik veilig. U verlaat mij niet, ik zal niet sterven. U houdt mij weg van de dood, omdat ik trouw ben aan u.’ (16:9-10) Het is nogal wat om dat te zeggen: ‘ik zal niet sterven.’ Er zit een enorm vertrouwen op God in: als U mijn geluk bent, dan kunt U mij toch niet overlaten aan de dood. Dat past toch niet bij U, HEER?

Boven de Psalm staat ‘van David’. We moeten toch zeggen dat David wel gestorven is. Hoe zit dat?

Petrus (en later ook Paulus in Handelingen 13:35) haalt deze Psalm aan in zijn toespraak op de eerste Pinksterdag aan. Hij zegt er dan bij: ‘onze voorvader David is dood en begraven. Jullie zullen niet verbaasd zijn als ik dat zeg. Want zijn graf is hier vlakbij.’ (Handelingen 2:29) Maar Petrus zegt er dan achteraan: deze woorden zijn een belofte. David is wel gestorven, maar zijn zoon, Jezus, is gered uit het graf. God heeft Hem laten opstaan uit de dood. Zo heeft God in Jezus die belofte vervuld.

David kende nog niet precies de betekenis van zijn eigen woorden. Voor zover we weten, geloofde David niet in een opstanding uit de dood, dat kom je in die tijd in de Bijbel nog niet tegen. Maar wel was Hij ervan overtuigd: als de HEER mijn geluk is, als ik bij Hem schuil, dan zal Hij mij beschermen. Misschien dacht Hij zelf aan een acuut, concreet gevaar. Maar die woorden zijn meer waar geworden dan Hij had kunnen denken. God laat je niet los, zelfs niet voorbij de dood.

Uitleiding

Wat zou jij in steen willen uithakken, willen borduren, aan de muur willen hangen, nooit meer willen vergeten? Misschien is het een zin uit Psalm 36, misschien zou je het nog anders willen zeggen. Maar het kan de moeite waard zijn je dat af te vragen en dat voor jezelf op te schrijven: waar gaat het om in mijn leven, waar vind je je geluk? Waardoor laat je leiden? ‘U bent mijn Heer, U bent mij geluk!’