Geen grip, wel vertrouwen

Preek over Exodus 3:1-15

Grip krijgen op de situatie

Hoe krijg je nou een beetje grip op de situatie? Dat je snapt hoe het zit. Dat je weet, wat je moet doen en dat je dat dan ook kunt doen en durft te doen.

Ik vind dat zelf bijvoorbeeld lastig in de kerk. Er is van alles in beweging. Bijna niets meer lijkt meer vanzelfsprekend. Vaste structuren en opvattingen blijken niet zo vast als je dacht. En dat heeft veel mooie kanten. Dat geeft ruimte. Maar soms denk ik ook: hoe houden we er nog een beetje grip op. Hoe zorgen we ervoor dat we niemand uit het oog verliezen? Hoe organiseren we de kerk zo dat je er echt door wordt opgebouwd in je geloof? Hoe helpen we jongeren, ouderen, niet-Nederlanders, zoekers, enzovoort daarbij. Ik lees, ik denk, ik luister, ik praat, ik maak plannen met anderen, maar toch lijkt het me nog zo vaak te ontglippen. Hoe krijg je grip? En dan al helemaal in deze tijd met corona: je maakt plannen, maar voor je het weet, moeten ze weer de prullenbak in en moet het toch weer anders: hoe houd je grip op de situatie?

Je herkent die vraag vast wel. Hoe houd je grip op de ontwikkelingen op je werk? Hoe houd je grip op je relaties met familie, op je gezin? Het is niet voor iedereen hetzelfde. Er zijn zoveel dingen die je kunnen ontglippen: je gezondheid, je psychische gezondheid, je relatie met vrienden, je huwelijk. Je bedrijf, je studie. Je school. Hoe houd je het in de grip?

En hoe helpt God daar eigenlijk bij? We lazen in de Bijbel over de roeping van Mozes. We hebben niet het hele verhaal gelezen, maar als je de Bijbel een beetje kent, weet je misschien wel hoe het verder gaat. Mozes ziet er erg tegenop om terug te gaan naar Egypte. En dus geeft God hem hulp: als hij zijn staf op de grond gooit, verandert die in een slang. Als hij met zijn staf op het water slaat, verandert het in bloed. En nog weer later, gaat de zee aan de kant, als hij met zijn staf op de zee slaat. Het lijkt wel een soort toverstaf. Als je die nu had, dan kreeg je misschien ook wat meer grip.

Je komt er niet uit met je huiswerk, je slaat er met je staf op en opeens begrijp je het helemaal. Je hebt ruzie met je man of je vrouw, je slaat met je staf op de grond en opeens ziet die ander dat jij helemaal gelijk hebt. Je vraagt hoe het moet met corona en je zwaait met je staf in de lucht en opeens is corona verdwenen.

Maar helaas (of misschien wel gelukkig) zo gaat het niet. Die wonderen die Mozes kan doen zijn ook niet het belangrijkste. Dat is iets anders. Dat is dat God zegt dat Hij erbij is.

Horen en zien en meeleven

Het klinkt als een cliché: God is erbij. Misschien denk je wel: ja, natuurlijk. God is overal, dus Hij is erbij. Maar wat maakt dat uit? Voordat ik daar wat meer over zeg, wil ik eerst iets zeggen over erbij zijn. Dat God bij je is.

Het klinkt als iets onbelangrijks – bij iemand zijn. Maar het is denk ik het belangrijkste wat er is. Als je erg ziek bent, dan hoop je dat er een dokter is die je kan helpen, die iets voor je kan doen. Als je niet genoeg geld hebt om eten te kopen, dan hoop je dat er iemand of een instantie is die je meer geld kan geven. Dat soort hulp is ontzettend belangrijk. Toch denk ik dat het vaak nog belangrijker is dat er iemand bij je is. Toen ik een paar jaar geleden in het ziekenhuis lag voor een ablatie, een soort kleine operatie aan mijn hart, toen was het heel fijn om te weten dat ze in Zwolle heel veel verstand van harten hebben en elke dag wel een paar ablaties doen. Maar toen ik in de behandelkamer lag, was ik gespannen. Het is niets niks als ze aan je hart gaan prutsen. Toen kwam er een verpleegkundige bij me staan. Hij maakte een praatje en zei: ‘ik snap wel dat je gespannen bent. We kunnen het hier echt heel goed, maar ja, ik zou ook gespannen zijn, als ik hier op die tafel zou liggen.’ Wat die verpleegkundige deed, was niet laten zien hoe goed hij in z’n vak was, maar hij was gewoon even bij me. Als een mens bij een mens. En dat was superbelangrijk. En dat is in het leven heel veel vaak zo. Er zijn situaties waarin niemand je echt kan helpen. Dat is erg. Maar het is nog erger als er dan niemand bij je is. Als niemand je meer durft aan te kijken, niemand meer bij je komt zitten. We zijn als mensen gemaakt om niet alleen te zijn.

En dat is juist wat God wil – bij ons zijn. Dat is zijn naam. Ik zal erbij zijn. Wat er ook gebeurt. God wil helpen, maar daaraan vooraf gaat nog dat Hij bij is en bij ons wil zijn. Dat zegt Hij ook tegen Mozes: ik heb gezien, hoe ellendig mijn volk eraan toe is, ik heb hun jammerklachten gehoord. Het heeft me geraakt. Voordat er iets verandert voor Israël was God er al bij. Hij hoort en ziet het lijden.

Bijzonder vind ik dat God zegt dat de ‘jammerklacht’, het klagen over de situatie doordringt tot God. Hij hoort het. Er staat niet dat de Israëlieten bidden. Ze klagen, ze roepen om hulp, maar er staat naar bij naar wie. Maar evengoed: God hoort het.

God is erbij. Juist ook als we het moeilijk hebben. Zo hebben we God leren kennen. Denk maar aan Jezus door wie we God het beste leren kennen. Hij is bij ons gekomen om het leven van ons mensen te leven. En om het lijden met ons te delen. Hij stierf niet als een oude man rustig in zijn bed, maar liet zich als nog jonge man gevangen nemen en doodmartelen. Hij kent ons lijden en onze angst van binnenuit. Hij is erbij.

Hij roept op tot bevrijding

Dat is prachtig. Dat we niet alleen zijn in ons lijden. Maar tegelijk roept dat natuurlijk een vraag op: als iemand bij je is en ziet hoe moeilijk je hebt, dan hoop je dat die ook iets kan doen. Wat doet God dan? Hij gaat Israël bevrijden van de onderdrukking van de farao. En daarvoor stuurt Hij Mozes op weg. ‘Jij moet mijn volk uit Egypte wegleiden.’

Het zal maar tegen je gezegd worden. ‘Jij moet mijn volk wegleiden.’ Mozes reageert meteen: ‘Wie ben ik?’ Hoe zou ik dat ooit kunnen? Dat is veel te complex, veel te groot voor mij. Op die situatie krijg ik nooit grip. Wat zou ik moeten zeggen om de Israëlieten te overtuigen? Die zien me aankomen, een herder uit de woestijn, in dienst van z’n schoonvader. Ooit gevlucht uit Egypte wegens moord. Kansloos. Laat staan dat de farao zal luisteren en dit volk zal laten gaan. En… als het gaat over luisteren: ik kom altijd slecht uit mijn woorden. Dus nee, dat word m niet met mij.

Begrijpelijke reactie van Mozes. ‘Wie ben ik?’ En een fantastisch antwoord van God ‘Ik zal bij je zijn.’ Dat is wie jij bent: jij bent iemand bij wie Ik, God zelf ben. Dat is wie je bent. Het doet me denken aan Jezus die tegen zijn leerlingen zegt: Jullie moeten de hele wereld van mij vertellen en alle volken dopen en leren om mij te gehoorzamen. Daar staan ze dan – een klein clubje. Hoe zouden ze dat ooit kunnen doen? Maar dan zegt Jezus: ik ben bij jullie tot aan het einde van de wereld en het einde van de tijd.

Die belofte geldt ook voor jou en voor mij. Als je je afvraagt: hoe krijg ik ooit gedaan wat ik moet doen. Hoe krijg grip op mijn situatie. Hoe kan ik nog goed mijn werk doen, het goede doen in dat conflict dat ik heb, een goede vader of moeder zijn, goed lesgeven. Of welke taak je maar voor je ziet. Hoe kan ik dat doen? Wie ben ik om dat te doen? Dan zegt God: ga maar, doe het maar, want Ik ben bij je.

Zijn aanwezigheid is een geheim

Maar hoe dan? Hoe is God dan bij je? Hoe weet je dat zeker? Waar kun je dat aan zien? Dat vraagt Mozes ook: wat is uw naam? Hij probeert grip op de situatie te krijgen en ook grip op God te krijgen. In veel godsdiensten is het zo dat als je de naam van een god weet en goed uitspreekt, dat je die God een beetje in je greep hebt. Dan heb je meer kans dat hij doet wat jij wil.

Maar Mozes krijgt alleen dit antwoord: ‘Ik ben die ik ben. Ik zal er zijn.’ Met die naam krijg je geen grip op God. Het is niet echt een antwoord. En toch ook weer wel: Ik ben erbij. Ik was er altijd al bij. En ik zal er altijd bij zijn. Je moet het doen met die belofte.

Gods naam is een soort geheim, God zelf een mysterie dat je niet te pakken krijgt. Dat zie je ook al eerder in het verhaal: wie is dan deze God die zegt dat Hij erbij is? Als Mozes zijn schapen hoedt, ziet hij een doornstruik die brandt, maar niet verbrandt. De woestijn is vol van dat soort doornstruiken. Normaal vallen ze niet op, maar dit is vreemd. En dus gaat Mozes kijken. Dat wil Hij wel eens goed bekijken. Maar hij krijgt niet de kans – blijf staan, kom niet verder. Dit is heilige grond.

Net liep Mozes nog door de woestijn, niets bijzonders voor hem, maar nu is het opeens heilige grond en moet hij z’n schoenen van z’n voeten doen. God is aanwezig in een doodgewone doornstruik. God kan overal zijn. Allerlei plekken kunnen heilige grond worden.

Vaak zie je dat niet gelijk. Misschien moet je er wel op gewezen worden. Wat hier gebeurt, is heel bijzonder. Hier is God. Soms heb ik dat in een gesprek met iemand die haar of zijn hart opent, die kwetsbaar durft te zijn, of opeens groot vertrouwen op God laat zien. Of soms heb ik het als ik de zon zie opgaan, een vogel hoor fluiten. Hier is God. Je staat op heilige grond.

Wat is dat precies? Hoe werkt dat? Hoe is God aanwezig? Het zijn begrijpelijke vragen: en tegelijk, misschien moet je dan ook wel zeggen: stop, kijk niet verder. En zoals Mozes doet – z’n gezicht bedekken, omdat hij niet naar God durft te kijken. Dit is een heilig moment. Daar krijg je geen grip op. God is er, maar je krijgt hem niet te pakken.

Misschien vergeten we dat wel eens. Ik ben zelf nog wel eens vergeten. En dacht precies te weten wie God is en wat Hij wel of niet wil en wat Hij doet. Alsof je God met je redeneringen in de greep hebt. Dat is ook het spannende van theologie studeren en theoloog zijn. Dat kan ontsporen. En tegelijk: goede theologie is – Om over God en Gods aanwezigheid na te denken en tegelijk te blijven weten: maar we krijgen Hem niet in onze greep, maar Hij belooft bij ons te zijn.

Gods belofte en teken

Je krijgt God niet onder controle, niet in je greep. Maar Hij geeft Mozes wel een teken mee. Dat is een wonderlijk teken: ‘als je het volk uit Egypte hebt weggeleid, zullen jullie God bij deze berg vereren.’

Hoezo is dat een teken van Gods aanwezigheid en hulp? Dat is iets wat je niet kunt zien, wat nog moet gebeuren! Mozes zal het teken pas zien als hij gedaan heeft wat hij moest doen. Het is dus vooral een oproep om te vertrouwen. Ga maar op weg. Ga doen wat ik zeg, dan zullen jullie op een dag mij hier bij de berg ontmoeten.

Misschien ziet je nu midden in de moeilijkheden of heb je een zware taak om te doen en je denkt lukt het wel? Of je vraagt je af: hoe moet het nu verder met corona. Hoe houden we het vol? Probeer dan eens wat verder te kijken. Hoe zal het zijn over een jaar of over twee jaar. Als we weer samen in de kerk kunnen zitten. Als we elkaar weer kunnen omhelzen. Als je nu school of je studie maar moeilijk vindt. Dan is het goed om iets verder te kijken. Over vijf jaar, over tien jaar, dan is het voorbij. Natuurlijk dat is nog heel ver weg, maar toch dit is iet voor altijd. Op een dag is het voorbij.

Hoe weet je dat God bij je is, met je meegaat? Dat weet je omdat er een dag komt dat je met Hem samen zult zijn. Dat we Hem zullen ontmoeten. Bij Hem zullen zijn als de hemel op aarde komt. Ga maar op weg, dan zul je het meemaken. Het is een teken achteraf. Het klinkt vreemd en tegelijk, dat kan je moed geven. Helpen om vol te houden.

Ben jij bij God?

God noemt zich: ik ben er. Ik zal er zijn. Je krijgt Hem niet in je grip. Geloven dat Hij erbij is, is echt gelóven. Dat is: erop vertrouwen. Je eraan toevertrouwen dat Hij er is. Gewoon maar beginnen met wat je moet doen. Zo doe ik dat meestal in mijn werk: ik overzie echt niet wat er precies allemaal in en met de kerk moet gebeuren in deze tijd. Het is te complex. Ik weet echt niet hoe ik eraan moet slagen om zo het evangelie te verkondigen dat het landt in deze tijd. Ik weet niet hoe ik mijn kinderen het beste kan opvoeden. Ik weet niet hoe ik mijn huwelijk goed moet houden. Ik weet niet wat corona betekent voor mij. Ik heb zoveel niet in de greep. Maar het is ok. Want God is erbij.

Als je denkt: wie ben ik om dit allemaal te doen, dan zegt Hij: Ik ben erbij. Jij bent iemand bij wie ik ben. Ga maar weg op weg. Ik ben bij je. Altijd.

Vragen om over door te denken of door te praten:

Tegen welke taak zie jij op? Op welke situatie zou jij graag grip hebben?

Zijn er momenten of plekken die jij als ‘heilige grond’ ervaren hebt?

Waar heb jij in je leven ervaren dat God bij je is?

Durf jij op weg te gaan met God? Kun je er iets over vertellen hoe je dat doet?

In de preek wordt gezegd dat je God niet in je grijp hebt. Hij blijft ook een geheim. Herken je dat? Herken je ook het probleem als je dat geheim probeert te begrijpen?

Bron

Behalve een aantal commentaren heeft ook het lezen van Samuel Wells, Een Nazareth-Manifest: met God zijn. Franker: Van Wijnen (2020) mij geïnspireerd bij deze preek.