Wees trouw aan elkaar, want jullie zijn kinderen van één Vader

Preek over Maleachi 2:10(-16)

Inleiding

Waar voel jij je het meeste thuis? Bij wie voel je je het meest op je gemak? En waarom is dat eigenlijk zo? Ik denk dat dat meestal is waar je jezelf kan zijn, waar je je niet anders of beter hoeft voor te doen dan je bent. Dat is bijzonder als je zo’n plek hebt.

Want op de meeste plaatsen, groepen waar je bent, daarvoor moest je iets doen, presteren. Voor je opleiding, de klas waar je inzit moet je presteren. Anders kun je er niet blijven. Voor het werk dat je doet, het sportteam waar je inzit geldt hetzelfde. En ook in je vriendengroep heb je misschien nog al eens het idee dat je er alleen bij kunt horen als je laat zien hoe leuk, slim, hip of knap je bent. (Dat hangt een beetje af van je vriendengroep.) Als dat echt niet zo is, gefeliciteerd, dat je zo’n groep hebt.

Ik hoop dat je dat ook zo kunt beleven in je familie. In je gezin. Dat je mag zijn wie je bent. Dat je daar niet eerst iets voor hoeft te doen. Zo is het in elk geval wel begonnen. Je bent het kind van je vader en je moeder. Daar heb je niets voor gedaan. Dat is gewoon zo. En als het goed is houden (of als ze er niet meer zijn: hielden) je vader en moeder van je. Niet om wat je doet of hoe je eruit ziet, of om je talenten, maar gewoon omdat je hun kind bent. Nu gaat daarbij in families vaak veel mis. Maar zo is het bedoeld: dat je geliefd bent, gewoon omdat je hun kind bent.

God is je Vader

Daarom noemt God zich ook Vader en daarom mag jij jezelf ‘kind van God’ noemen. Daar hoef je niets voor te doen. Dat is gewoon zo. Als je als baby’tje gedoopt bent, is dat bijvoorbeeld duidelijk te zien. Voordat jij er nog maar iets kon laten zien, zei God al: ‘Ik ben je Vader. Jij bent mijn kind. Ik houd van jou. Voor jou heb ik Jezus, mijn Zoon gegeven.’

Bij God mag je thuis komen. Je thuis voelen. Hij neemt je zoals je bent. Zelfs met alles wat er mis aan je is, met wat je fout doet en hoe tekort schiet. Dat wil Hij graag in je veranderen. Maar Hij begint telkens weer met je welkom te heten bij Hem.

En dat is wat ons hier aan elkaar bindt. De bedoeling van de kerk is dat wij voor elkaar een thuis zijn. Dat we voor elkaar een veilige plek creëren waar je kunt zijn, zoals je bent. Hier gaat het er niet om wat je presteert of hoe je overkomt. Maar gewoon, dat je er bent. Dat is al goed. We zijn kinderen van één Vader. Broers en zussen van elkaar. Het is Gods bedoeling dat we gezin gaan vormen. Waar iedereen bij voorbaat een plek heeft: gewoon, omdat hij of zij een kind van de Vader is, omdat zij of hij nu eenmaal onze zus of broer is.  Zoals we dat aan het begin van de dienst zongen:

Breng ons samen, één in uw naam.
Ieder is welkom hier binnen te gaan.
Samen, één door de Geest;
verbonden in liefde, die U aan ons geeft.

Dat bindt ons aan elkaar

Het zijn mooie woorden, maar de praktijk is vaak anders. Toen ik vroeg: waar voel jij je het meeste thuis, toen zal zeker niet iedereen onmiddellijk gedacht hebben ‘in de kerk’. Ook in de kerk lijkt het vaak te gaan om wat je presteert of hoe je overkomt. Het is hier vaak net zoals buiten de kerk: als je sociaal wat minder handig bent, als je de taal niet zo goed spreekt, als je niet zoveel geld hebt, als je oud bent of een beperking, andere keuzes in je leven maakt dan de meesten, kun je ook in de kerk het gevoel hebben dat je er niet echt bij hoort. En misschien in de kerk kun je dat gevoel nog wel meer hebben als je single bent en/of als je gescheiden bent, of homo, lesbisch of trans.

Misschien voel jij je ook wel in de steek gelaten door de kerk. Er worden mooie woorden gesproken over ‘iedereen is welkom’, maar de praktijk is anders. Of misschien vind jij het ook wel lastig: hoe doe je dat met mensen omgaan in de kerk die je niet zo liggen? Is het niet handiger die een beetje uit de weg te gaan?

Als we in de kerk echt goed met elkaar om willen gaan, moet je niet beginnen bij wat je voor een ander voelt. Of die een ander je ligt. Begin zelfs niet bij de negatieve ervaring die je met een ander hebt. Begin bij het geloof, het vertrouwen dat de ander net als jij kind van de Vader. Zoals de Vader met liefde naar jou kijkt. Zo kijkt hij ook naar de ander. Zoals Hij jouw mooie kanten ziet, zo ziet Hij die ook bij de ander. Zoals de Vader jouw zonden en tekorten ziet en ze wil vergeven en je wil vernieuwen. Zo ziet Hij ook de zonden en tekorten van de ander en wil ze vergeven en wil die ander vernieuwen. Ik noem expres die zonden en tekorten, omdat dat natuurlijk vaak is waarover je bij een ander struikelt. Iemands lastige, minder fijne, minder mooie kanten. Die hoef je als broer of zus niet te ontkennen. Zeker niet. Maar je moet er wel genadig en geduldig mee omgaan, zoals God ook genadig en geduldig met jou omgaat.

Wat natuurlijk niet wil zeggen dat je je alles maar moet laten gebeuren. En zoals je tegen een broer of zus soms moet zeggen: maar dit kan echt wat je doet, zo moet je dat soms ook tegen een ander in de kerk zeggen. Eventueel met hulp van een ander. Maar de kern bij dit alles is – we hebben Een Vader en dat bindt ons ten diepste aan elkaar.

Blijf je richten op de Ene Vader

Het klinkt misschien wat afstandelijk. Het gaat er niet om dat je elkaar aardig vindt, maar dat je weet dat we kinderen van een Vader zijn. Het klinkt misschien alsof er geen gevoel bij komt kijken. Dat laatste is natuurlijk niet waar. Elkaar liefhebben als broers en zussen, kan niet zonder gevoel. Maar het is belangrijk om niet bij dat gevoel te beginnen. Zoals iemand me een keer vertelde die met veel liefde voor de zwervers in zijn stad zorgde: ‘Soms voel ik zo’n walging. Iemand stinkt, is dronken en heeft zichzelf ondergekotst. Dan wil ik helemaal niet helpen.’ Toch had deze man in zijn daden en zijn houding veel liefde voor veel dak- en thuislozen. Maar liefde is niet altijd een goed gevoel hebben.

Als we in de zorg en aandacht voor elkaar alleen ons gevoel volgen in de kerk, als je alleen kijkt met wie je een ‘klik’ hebt, dan worden we een soort vriendengroep, of een verzameling van vriendengroepjes. Dat kan heel goed voelen. Maar dan zijn we geen kerk meer. Want dan zijn er waarschijnlijk ook altijd mensen die er niet bij horen. Of die er niet bij durven komen. Die niet vlot genoeg, leuk genoeg, knap genoeg, sociaal genoeg, goed genoeg Nederlands spreken, jong genoeg zijn om erbij te horen. Maar die bepalen niet of je erbij hoort. God bepaalt dat: hij is onze Vader.

De kerk is meer dan een gezellige club vrienden. Om echt kerk te zijn dan moeten we telkens daarbij beginnen. God is onze Vader.

Ik heb het in de vorige twee preken over Maleachi ook gezegd: als je je als christen je gedrag wilt verbeteren, begin dan bij wie God is en wat Hij doet. Ook hier: als je wilt leren goed met de ander om te gaan, begin dan bij wie God voor de ander is: haar of zijn Vader.

Behoud identiteit

Juist om dat niet te vergeten is de kerk er. Wij hebben elkaar niet uitgekozen, God heeft ons uitgekozen om bij elkaar te zijn en zijn kinderen te zijn. Om samen op Hem gericht te zijn.

Dat benadrukt Maleachi ook: Als je ontzag voor God verliest als onze ene Vader, dan word je ook ontrouw in je zorg voor anderen. Als je je vertrouwen, je geloof, je hoop verliest, dan wordt het ook moeilijker om er nog voor je naaste zijn.

Dit is de situatie in Maleachi’s tijd: De mannen in Judea (ook aangeduid als Israël of volk van Jakob) trouwen met vrouwen die andere goden aanbidden. Israël is een apart, heilig volk. Bedoeld om helemaal aan God verbonden te zijn. Ze woonden in een eigen land, hadden hun eigen gewoonten, hun eigen wetten, hun eigen cultuur en gingen in principe alleen om met hun eigen mensen. Alles gericht op het behoud van hun eigen identiteit. Integratie, opgaan in de dominante cultuur van hun tijd, zou verlies van cultuur en geloof in God betekenen. Als je dan als man zou trouwen met een niet-Joodse vrouw, dan zou je daarmee ook haar godsdienst in je huis binnenbrengen. Dat zou uiteraard ook invloed hebben op je kinderen – als je die kreeg. Het geloof dat er één God en Vader is die ons liefheeft zou vervagen. En dat mocht dus niet.

Je kunt dat uiteraard niet één op één vergelijken met onze tijd. Christenen hebben niet meer de roeping om volledig afgezonderd van niet-gelovigen te leven. Integendeel – heel de wereld moet weten van Gods liefde door Jezus. Tegelijk – en dat is dan misschien nog wel moeilijker nu is het zaak onze identiteit te behouden. We mogen niet vergeten dat we allemaal dezelfde Vader hebben, die ons heeft gemaakt. We mogen niet vergeten om zo naar elkaar te blijven kijken als kinderen van die ene Vader.

Vorm geen ongelijk span

Dus ook in het Nieuwe Testament kom je oproepen tegen om je identiteit te beschermen tegen vermenging met ander geloof, met andere waarden. Paulus beschrijft dat met een treffend beeld in de tweede brief aan de Korintiërs, hoofdstuk zes. ‘Vorm geen ongelijk span met ongelovigen…’ (2 Korintiërs 6:14). Je moet dan denken aan een boer die gaat ploegen. Als je dan twee dieren voor de ploeg zet, bijvoorbeeld een paard en een os, dan wordt dat niets. Ze lopen niet gelijk en je komt nergens.

Zo is dat in het alledaagse leven ook als je wilt samenwerken met iemand die totaal andere opvattingen en waarden heeft dan jij, terwijl die waarden juist belangrijk zijn bij jullie samenwerking.  Een voorbeeld daarvan is nog steeds een huwelijk. Samen een toekomst opbouwen met iemand die heel andere waarden heeft dan jij, heeft heel moeilijke kanten. Het verschil is in onze tijd soms minder groot dan in de tijd van de Bijbel, omdat onze cultuur sterk gestempeld is door het christelijk geloof en ook iemand die niet gelooft soms toch voor een groot deel dezelfde dingen belangrijk vindt. Toch blijven er dan nog steeds dingen lastig en ingewikkeld. Kun je je kinderen –als je die krijgt – laten dopen, lukt het om ze mee te nemen naar de kerk? Een ander voorbeeld is zakelijk: dat je een bedrijf hebt met iemand, of voor een bedrijf werkt dat echt andere opvattingen heeft over wat goed is om te doen. Dan kan het zijn dat je een ongelijk span vormt: zo kun je niet samenwerken. En wat meer is: zo loop je het risico zelf ook kwijt te raken wat belangrijk voor je is. Op allerlei gebieden van het leven geldt die waarschuwing van Paulus ‘vorm geen ongelijk span’, houd je eigen identiteit vast. Houd je vast aan God? Misschien iets om over na te denken: waar loop ik het risico mijn identiteit als christen kwijt te raken doordat ik samen werk met iemand of een groep, die geen goede samenwerking kan zijn? Zijn er mensen met wie ik een ongelijk span vorm?

Juda trouwt met de vrouw van een vreemde god

Je kunt daarbij niet alleen aan jezelf denken, maar ook aan de kerk als geheel: ‘Juda trouwt met de vrouw van een vreemde god’, zegt Maleachi. Door de huwelijken met vrouwen die een andere godsdienst hebben, dreigt heel Juda haar identiteit te verliezen. Door een verbond aan te gaan met een ander buiten het verbond met de HEER, gaat het mis. Zoiets kan in de kerk gebeuren als we een verbinding aangaan met machten, waarden, die niet bij ons passen. Als bijvoorbeeld ‘succes’, ‘hip zijn’, of juist ‘vasthouden aan het oude vertrouwde’, ‘of efficiëntie’ leidende waarden zijn in hoe we de kerk organiseren of vinden dat de kerk moet zijn. Misschien zeg je het niet hardop, maar vind je toch eigenlijk dat die dingen wel heel belangrijk zijn.

Maar als je zulke dingen voorop zet, raak je kwijt dat God onze Vader is door Jezus. Door Jezus bestaan we als kerk. Jezus ging niet de weg van succes, was niet perse hip of traditioneel en offerde zijn leven op in plaats van het zo efficiënt mogelijk te leven. En als kinderen van de Vader, als broers en zussen worden we geroepen Jezus te volgen op de weg van het kruis. Niet om een zo moeilijk mogelijk leven te hebben, maar vooral om lief te hebben. Zo zijn we kinderen van de Vader als we op de Vader gaan lijken. Jezus zei dat zo: ‘Heb je vijanden lief en bid voor wie jullie vervolgen, alleen dan zijn jullie werkelijk kinderen van je Vader in de hemel.’ Als je dat doet dan heb je een kruis te dragen. Voor sommigen van ons is dat heel extreem. Om te bidden voor de mensen die jou uit je land, uit Iran, uit Irak of Syrië hebben weggejaagd. Of om te bidden voor wie je groot kwaad heeft gedaan. Om dat te kunnen doen hebben we elkaar heel hard nodig. Want dat lukt je niet zonder de steun van je broers en zussen.

Trouw zijn aan elkaar. In de tijd van Maleachi betekende dat ook dat je als man je Israëlitische vrouw niet wegstuurde om vervolgens met een vrouw van buiten je eigen volk te trouwen. Misschien deden mannen dat omdat die vrouwen knapper, jonger, leuker waren. Misschien ook wel omdat trouwen nieuwe relaties met zich meebracht met andere machtige, belangrijke mensen. Je dumpt de vrouw van je jeugd voor ‘iets’ beters. Die ander is niet echt een kind van de Vader, maar vervangbaar.

Soms zijn er zoveel mensen die je aardiger en sympathieker lijken dan je broer of zus in de Bazuinkerk. Maar toch wees trouw aan die ander. Ook als die je niet zo ligt. Of moeite met elkaar hebt. Het oneens bent met elkaar. Dan moet je er telkens weer naar terug: we zijn broers en zussen door Jezus. Wees trouw aan elkaar, want we hebben Een Vader.