Waar jij gaat, zal ik gaan!

Preek over Ruth 1 bij de doop van June Schut

Inleiding

June dopen vandaag is prachtig en het heeft iets ongemakkelijks. Natuurlijk. Echt waar. Het is geweldig om June vandaag te mogen dopen. Blije ouders. Familie. Vertederde mensen in de kerk: zo’n lief klein kindje. Wat prachtig om te zien hoe zorgzaam en liefdevol God haar gemaakte heeft. Dat Hij haar ouders heeft gegeven die veel van haar houden en voor haar willen zorgen. En wat een feest om te weten dat God zorgt. En toch: ik voel ook iets van ongemak. Dopen is ook heftig. Het gaat over de grote dingen van het leven, waar we het misschien liever niet over hebben bij zo’n klein kindje: over kwaad, zonde en de dood.

Dat blijkt wel uit de eerste vraag bij de doop: ‘Erkennen jullie dat June zondig en schuldig ter wereld is gekomen net als wij allemaal  en daarom aan allerlei ellende en zelfs aan het eeuwig oordeel onderworpen is maar dat zij toch in Christus voor God heilig is, en daarom als lid van zijn gemeente gedoopt behoort te zijn?’

Ik voel altijd ongemak bij die woorden. We hebben het er vooraf over gehad, dat jullie dat ongemak ook voelen. En ik merk dat bij heel veel andere ouders ook die hun kindje laten horen. Wat een woorden om te zeggen bij zo’n klein kindje!

‘Zondig en schuldig’ gaat niet over dat June nu zoveel verkeerd doet. Maar wel dat als zij opgroeit net als wij allemaal ook donkere kanten zal blijken te hebben. Ga een middagje kijken op het schoolplein bij een kleuterklas en je ziet gauw genoeg dat kinderen niet alleen maar lief en aardig zijn voor elkaar. Er zit in kinderen iets dat in ons allemaal zit. Iets donkers. Daarover gaan die grote woorden: ‘zondig’, ‘schuldig’. En ze groeien op in een wereld met dreiging, geweld, oorlog. Een wereld die niet vanzelf weer goed komt.  Daarover gaan die andere woorden: ‘ellende’, ‘eeuwig oordeel’.  Gelukkig gaat de vraag verder: ‘maar dat zijtoch in Christus voor God heilig is, en daarom als lid van zijn gemeente gedoopt behoort te zijn?’

De doop is een teken van een realistische kijk op het leven. Sommige mensen doen christelijk geloof als ‘geloof in sprookjes’. Ik snap dat wel, want er staan wonderlijke verhalen in de Bijbel. En toch denk ik dat de Bijbel met al die wonderlijke verhalen heel realistisch is. We hebben vandaag uit het boek Ruth gelezen. Dat is een heel wonderlijk en realistisch verhaal. Het gaat over dreiging, dood, wanhoop, trouw en hoop. In het boek gaat het ook over God. Al kun je Hem niet gemakkelijk aanwijzen. Zoals ook in ons eigen leven. Het is vaak niet zo gemakkelijk om te zien waar God is. En toch is Hij aan het werk. Laten we eens gaan kijken naar dat verhaal.

Tekort komen

Het begint met een tekort. Er is hongersnood. Heftige crisis. Niet alleen omdat er niet genoeg eten is, maar ook omdat hoop daarmee verloren lijkt. De mensen uit de Bijbel geloofden dat ze hun land van God hadden gekregen en dat Hij voor hen zou zorgen. Maar hoe kon het dan toch honger zijn in hun land, terwijl in het land Moab wel te eten is?

Misschien wel herkenbaar. Je bent gedoopt. Je hoort bij God. Mooie woorden zijn daarover gezegd. Maar wat merk je ervan? Je voelt je leeg. Je komt tekort. En anderen die misschien wel helemaal niet geloven of gedoopt zijn lijken daar geen last van te hebben.

Ik las pas het boek Regeneratie van Eva Coolen. Ik vond het een inzicht gevend en schokkend boek. Het vertelt over twee gewone meisjes van zestien en zeventien jaar. Meisjes die je gemakkelijk over het hoofd ziet. Ze groeien op in Lelystad. Zonder vader. Geen geld om op vakantie te gaan. Naast school werken ze in de supermarkt. Je ziet zulke meisjes gemakkelijk over het hoofd en ze voelen zich ook onzichtbaar. De hoofdpersoon zegt: mensen zien je als cassière als ‘het ademend deel van de lopende band’. ‘Honderden mensen komen langs je op een dag en niemand interesseert zich ook maar half voor je, het merendeel zegt je niet eens gedag.’ (18)

Geen geld voor vakantie. Geen uitzicht op een betere toekomst. Onzichtbaar voor bijna iedereen. Uit dat tekort willen ze wegvluchten. Zoals zoveel jongeren dat willen. De hoofdpersoon – zonder naam! – volgt op instagram en YouTube meisjes met perfecte lichamen. Ze hoopt dat ze op een dag genoeg geld heeft voor fillers – je lippen te vullen, zonder dat ze er voller uitzien – en verder plastische chirurgie om ook het perfecte lijf te krijgen. En ze weet wel dat het niet gelukkig maakt, maar ze ziet ook geen andere opties: ‘Al deed het pijn om al die perfecte meisjes en verbouwde of gephotoshopte lichamen te zien, ik kon er niet van wegblijven’ (150). En ja, ze heeft ook wel van God gehoord, maar die lijkt te ver weg. Te vaag. Te abstract. Dromen van cosmetische chirurgie lijkt reëler: ook al is het nep – dan word je wel echt gezien!

Zoiets kan het bij de familie van Elimelech en Naomi ook geweest zijn. Ze hadden wel van God gehoord die beloofd had er altijd te zijn. Maar die leek te ver weg, niet helpend. Het leven in Moab was concreet: daar was brood. En niet in het land dat God had gegeven. Ook al heette de stad waar ze woonden: Bethlehem – broodhuis. En dus trokken ze naar Moab. Ook al konden ze weten dat het niet echt de oplossing kan zijn.

Alle illusies verloren

Herken je dat? Een oplossing zoeken voor je tekort, voor de leegte in jezelf? Je onzekerheid, je verveling, je stress, het gevoel van niet gezien worden. En dat je die oplossing dan zoekt in iets dat de leegte lijkt te vullen, terwijl dat nooit echt zo is.

Bij mij gaat dat vaak haast onbewust. Ik zit tussendoor zomaar van alles te eten, ik verlies me in wat surfen over internet en ik realiseer me ergens vaag, dat ik iets wegdruk – onzekerheid over iets dat ik nog moet doen, maar waarvan ik niet goed weet, hoe ik dat moet doen. Frustratie over iemand die iets onaardigs gezegd heeft. Leegheid na hard werken en dat er ergens het gevoel is: gaat het hier nu om?

Het maakt niet, maar iets van een leegte opvullen met iets dat nooit helemaal vult. En ik weet het ergens wel, maar ik wil er niet bij stilstaan. Maar als je vulling voor je leegheid zoekt op de verkeerde plek kan dat erg tegenvallen. Soms kan dat zelfs heftige vormen aannemen van verslavingen aan eten, drank, gamen, porno, enzovoort. Begonnen om een leegte te vullen.

Bij Naomi is het helemaal dramatisch.  Naomi maakt vreselijke dingen mee in Moab. Haar man sterft. Haar jongens trouwen met meisjes uit Moab, maar sterven ook zonder kinderen achter te laten. Helemaal alleen op de wereld blijft ze achter. Ze ziet haar situatie als iets dat God haar heeft aangedaan: ‘De Ontzagwekkende heeft mijn lot zeer bitter gemaakt. Toen ik hier wegging had ik alles, maar de HEER heeft mij met lege handen laten terugkomen… de HEER zich tegen mij heeft gekeerd, de Ontzagwekkende [heeft] me kwaad gedaan’ (1:20-21).

Ik zei het al: de Bijbel en ook dit boek Ruth geeft een realistisch verhaal van het leven. Zulke levens zijn er: dat je leven mooi begon, maar dat je op een gegeven moment met lege handen staat. Alles verloren. Het leven heeft je getekend, zoals bij Noami. Haar naam betekent zoiets als ‘Gelukkige’. Maar dat is ze niet en ze zegt noem me maar ‘de Bittere’, want bitterheid heeft God me aangedaan.

En zeg niet te snel dat het allemaal wel goed komt. Deze bitterheid van Naomi, waar sommigen van ons misschien wel iets van herkennen – dat gaat niet zomaar over als je in God gelooft of als je zoals Naomi terugkeert naar het beloofde land. De pijn en het verdriet over het verlies van Elimelech en haar zonen Machlon en Kiljon worden niet opgelost. De Bijbel is een realistisch boek.

Met lege handen?

Maar realisme is wat anders dan alleen het negatieve, het pijnlijke zien. Het is dat zien en tegelijk oog hebben voor het goede. Naomi lukt dat niet. Zoals het ons soms niet lukt. Soms lijkt en voelt het alsof alle hoop verloren is. ‘De HEER heeft mij met lege handen laten terugkomen’, zegt Naomi. Begrijpelijk dat ze dat zegt: ze herinnert zich hoe ze met Elimelech en haar jongens lang geleden vertrokken is. Hoop op een betere toekomst in Moab. Maar nu is ze hier zonder haar man en kinderen. ‘Met lege handen’. Maar we lazen in het verhaal iets anders na Naomi’s woorden: ‘Zo kwam Naomi terug uit Moab, samen met haar schoondochter Ruth, de Moabitische.’

Waar jij gaat, zal ik gaan (1)

Naomi heeft man en kinderen verloren, maar heeft ook iets, iemand, gekregen. De woorden die Ruth tegen haar schoonmoeder zegt zijn zo indrukwekkend. Naomi probeert haar net als aan schoonzus Orpa terug te sturen naar haar land. Maar Ruth klemt zich aan haar schoonmoeder vast en ze zegt ‘vraag me toch niet langer u te verlaten’.

De woorden die de Bijbel gebruikt staan eerder al in de Bijbel als het gaat over de liefde tussen man en vrouw. De man verlaat zijn vader en moeder, en hecht zich aan zijn vrouw om altijd bij haar te blijven. Zo zegt Ruth, zo wil ik bij u blijven: ‘Waar u gaat, zal ik gaan, waar u slaapt, zal ik slapen; uw volk is mijn volk en uw God is mijn God. Waar u sterft, zal ook ik sterven, en daar zal ik begraven worden. Alleen de dood zal mij van u scheiden, en anders mag de HEER met mij doen wat Hij wil!’ (1:16-17)

Esther vertelde me dit ook de tekst was die in de kerk gelezen werd toen jullie trouwden. En daar zijn het ook mooie woorden voor: ik blijf je trouw. Waar je ook heen gaat. Ook de Nederlandse zanger Stef Bos maakte een liedje over deze woorden in de tijd dat hij met de Zuid-Afrikaanse vrouw trouwde: ‘My land is jou land’.

Zo blijf ik bij je, zegt Ruth. Ik moet die woorden ook denken aan het boek waar ik het net over had, Regeneratie. De meisjes uit dat boek hebben geen gelukkig leven. De hoofdpersoon zonder naam, zou je ook ook ‘Mara’, bitterheid kunnen noemen. Bitter geworden door wat ze in haar korte leven heeft gezien en meegemaakt. Maar bij haar is ook een vriendin en toevallig of niet, die heet ook Ruth. Verschillende keren vraagt het naamloze meisje of Ruth ook niet beter weg kan gaan. Maar ze zegt: ‘Wat is dat nou voor vraag?’ En: ‘Je bent mijn beste vriendin.’ (305)

De rottigheid die de meisjes in het boek meemaken wordt er niet minder om – en toch ze zijn in elk geval niet alleen.

Waar jij gaat, zal ik gaan (2)

‘Waar jij gaat, zal ik gaan’ – het zijn woorden van Ruth tegen Naomi, woorden die je als man tegen je vrouw zegt, of als vrouw tegen je man. Als vrienden misschien ook tegen elkaar. Het zijn ook de woorden die God vandaag tegen June zegt: ‘Waar jij gaat, zal ik gaan.’ Ze wordt gedoopt in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest. Dat betekent dat God zegt: ik ben je Vader altijd, in mooie en moeilijke tijden. Het betekent ook dat Jezus zegt: ‘Ik ken jouw leven en jouw weg van binnenuit. Ik weet wat het is om te lachen en te huilen. Om vrienden te hebben en om verraden te worden. Ik weet wat het is feest te vieren en om pijn te lijden. Ik weet wat het is als niemand je wil zien en iedereen je in de steek laat. Ik ben die weg gegaan.’ Als je gedoopt wordt, word je ook gedoopt in de naam van de Geest. Dat is God die tegen je zegt: ‘Ik zal in je wonen. Ik wil je leven nieuw maken, zodat je goed terecht komt. Door alle moeiten heen, maak ik je een nieuw mens.’

Waar jij gaat, zal ik gaan (3)

Als jij ook gedoopt bent, dan was je niet alleen toen dat gebeurde. Meestal gebeurt dat in een kerkdienst met andere mensen die ook gedoopt zijn. Als er iemand gedoopt wordt, zeggen we het ook tegen elkaar: ‘Ik laat je niet alleen. Als jij een moeilijke weg hebt om te gaan, dan willen we je niet alleen laten gaan. We gaan waar we kunnen met je mee.’

Ik weet wel, dat gaat ook vaak verkeerd. Je kunt teleurgesteld raken in mensen. Ook hier in de kerk. En toch – omdat God tegen ons zegt: ‘Ik laat je niet alleen’, willen we dat ook tegen elkaar zeggen: ‘Ik laat je niet alleen’. We kunnen elkaars problemen en eenzaamheid niet oplossen, maar we willen elkaar wel vast blijven houden.

Het is realistisch om te zeggen dat dat vaak misgaat. En het is realistisch om te zeggen dat het ook heel vaak goed gaat. Dat er inderdaad mensen met je meegaan, ook al is je weg moeilijk. Dat beloven we straks ook aan Esther en Kevin om voor hen te bidden, het goede voorbeeld in geloof te geven aan June en waar nodig Esther en Kevin en andere ouders te helpen hun kinderen Jezus te leren kennen.

Ten slotte

Een dag als vandaag is prachtig en ook een beetje ongemakkelijk. We kijken verder dan alleen het mooie, maar ook naar het pijnlijke dat er is in het leven. Junes leven zal wel niet, zoals bij niemand alleen maar over rozen gaan. We zijn realistisch. Maar wat er ook gebeurt. Hoe donker of moeilijk het kan zijn voor een mens die gedoopt is. Ook al heb je soms het idee dat niemand je meer ziet staan. Dat je helemaal alleen bent. God heeft het beloofd: waar jij gaat, zal ik gaan!