Jezus deelt gul uit (Pinksteren)

I Korintiërs 12:13

Inleiding         

Wat voor iemand wordt Nienke? Nu is ze nog maar een baby’tje, maar hoe zal ze zijn over vijf jaar of over vijftien of over vijfentwintig jaar? Je kunt het misschien al een beetje voorspellen als je naar Gertjan en Marieke kijkt. Ze heeft tenslotte jullie genen meegekregen. Jullie voeden haar op en zorgen voor haar. Dan zal ze ook wel op jullie gaan lijken. Maar hopelijk zal ze in sommige dingen anders zijn (no offense). Een beetje eigenwijs, dat ze in sommige dingen haar keuzen maakt.

Misschien zet ze zich later ook wel af tegen jullie – dat doe ik echt niet papa, doe jij maar ik echt niet. Dat is écht iets voor moeders, maar niets mij.

Ik denk dat de meesten van ons dat wel hebben. Je krijgt in je genen, in je opvoeding dingen mee. Sommige dingen, daar ben je blij mee, sommige dingen daar denk je niet eens over na, maar er zijn ook vast dingen die je anders wil.

Als tiener had ik dat ook wel. Sommige dingen uit mijn eigen familie vond ik maar vreemd en gek. Soms als we met de familie een dagje uit waren, liep ik er twintig meter achteraan, zodat mensen niet zouden denken dat ik bij die mensen hoorde.

Wat dat precies was, weet ik niet meer. Het was onzekerheid denk ik. Het gevoel dat zoals ik was, dat dat niet in orde was. Dat er dan toch wel iets moest veranderen.

Wat moet je doen om erbij te horen?                        

Niet op je gemak zijn met jezelf. Het gevoel hebben dat als er erbij wilt horen, dat het anders moet. Waar zit dat in?

Zit het in je uiterlijk? In de kleren die je draagt? In of je voor je mening durft uit te komen. Dat je uitstraling hebt? Goed uit je woorden komt? De goede vrienden hebt?

Waarschijnlijk is het wel van alles wel iets. En waarschijnlijk is er van al die dingen wel iets dat jij niet hebt en waar je je zomaar onzeker over kunt voelen: ik ben niet zo slim. Ik kom slecht uit mijn woorden. Ik ben niet zo knap.

Je kunt heel hard je best doen om dan toch slimmer te zijn, beter uit je woorden te komen of er toch zo knap  mogelijk uit te zien. Misschien helpt dat ook wel een beetje. Maar als het niet lukt of niet goed genoeg? Als je je toch dom, onhandig of lelijk blijft voelen?

En het vervelende is ook dat je er meestal geen leuker mens van wordt. Als je je steeds met anderen vergelijkt. Dan is het moeilijk om niet jaloers te zijn. Als die ander toch veel slimmer is. Of vlotter of knapper. Om daar echt blij voor te zijn, is moeilijk als je jezelf veel minder voelt.

En laat ik maar eerlijk zijn – dat heb ik nog steeds wel eens. Een dominee of professor – en daar heb je er hier in Kampen nogal wat van – die veel slimmer is dan ik. Of een dominee die veel vlotter is. Een wielrenner die me hard voorbij komt fietsen. Het lukt me lang niet altijd om echt eerlijk te denken: wat fijn voor jou!

Als je gelukkig met jezelf wilt zijn helpt het niet om jezelf steeds met anderen te vergelijken en heel hard je best te doen beter te worden. Dat maakt nooit echt gelukkig.

Je met anderen vergelijken in de kerk

Toch doen we dat vaak. Ook in de kerk gebeurt dat vaak. In de Bazuinkerk. Maar ook lang geleden in de kerk van Korinte. Ze waren daar nog maar gelovig geworden en er gebeurden grote bijzondere in de kerk. Er ware natuurlijk mensen die slim waren en veel hadden gehoord, gelezen en gedacht over wat dit nieuwe geloof betekende. Anderen waren onder de indruk: wat wisten ze veel. Er waren ook mensen die een heel sterk geloof hadden. Nu ze Jezus hadden leren kennen, vertrouwden ze bij alles op Jezus. Het leek wel of ze zich nergens meer zorgen om maakten. Er waren ook mensen – heel bijzonder – die net als Jezus mensen konden genezen. Sommige konden wonderen doen. Weer anderen konden heel goed over de Bijbel te vertellen en vooral ook wat dat met het leven hier en nu te maken. Er waren ook mensen die helemaal in extase raakten en dan onverstaanbare klanken uitstootten. Heel bijzonder.

En je kunt je voorstellen ze gingen zich met elkaar vergelijken. Sommigen werden er onzeker van: maar ik kan niet genezen, en ik weet niet zoveel en ik twijfel. Ben ik eigenlijk wel een goede gelovige? Anderen werden juist trots: ‘Ik had net zo’n bijzondere ervaring – ik was zo blij met Jezus, ik had er helemaal geen woorden voor, ik raakte helemaal in trance en ik zei woorden en klanken die ik zelf niet kende. Bijzonder he?’ En ze dachten intussen – ik weet niet of jij wel een echte christen bent, als je dat niet hebt meegemaakt.

En zo gaat het vast soms nog in de kerk. Er zijn zoveel mensen die wat doen. En sommigen van ons hebben soms ook het gevoel: ik hoor er niet echt bij. Ik weet het allemaal niet zo precies. Ik vind het maar moeilijk om gemotiveerd te blijven. Ook als jongere kun je dat gevoel hebben. Je bent nog jong. Heb jij hier in de kerk wel iets te zeggen. Of als buitenlander. Je spreekt de taal niet goed – word jij wel serieus genomen. Of je hebt dingen gedaan die niet goed zijn en je denkt – met wat ik doe of gedaan heb, kan ik er natuurlijk nooit echt bij horen.

Mensen die dingen deden die niet goed waren had je trouwens in de kerk van Korinte ook: je had er waar mensen die naar de tempel gingen om daar seks te hebben met tempelprostituees. Je had er mensen die niet echt geloofden in de opstanding uit de doden. Je had mensen die dronken aan het Avondmaal gingen. En zo kan ik nog wel even doorgaan. Mensen waar je misschien van denkt: dat zijn toch geen echte christenen. En in zijn brief laat Paulus zien dat die dingen verkeerd waren en dat de mensen in Korinte daarmee moesten mee moesten stoppen. Dat kan zo echt niet, zegt hij verschillende keren in zijn brief.

En toch, en toch. Tegen al die mensen zegt hij ook dat, wat we net gelezen hebben:

‘Wij zijn allemaal gedoopt in één Geest en zijn daardoor één lichaam geworden.’

Al die verschillende mensen en zichzelf zegt Paulus ‘we zij allemaal gedoopt in één Geest en daardoor horen we hoe dan ook bij elkaar. We zijn één lichaam geworden. We zijn allemaal helemaal doordrenkt met de Geest. Helemaal vol van de Geest.’

Gedoopt in de Geest

Waar heeft Paulus het dan over? Wat is dat dan een doop met de Geest? Wanneer hebben de Korintiërs dat dan meegemaakt? En vooral natuurlijk: hebben jij en ik dat ook meegemaakt?

Omdat Paulus heel nadrukkelijk schrijft: ‘we zijn allemáál gedoopt in één Geest’, ga ik er vanuit dat het niet om iets gaat wat alleen sommige christenen meemaken. Paulus schrijft dit juist aan mensen die onderscheid willen maken tussen mensen die wel en die niet de Geest hebben. Dan zegt hij: wij allemaal zijn ondergedompeld in de Geest.

Het moet iets zijn dat geldt voor alle christenen. Het heeft denk ik te maken met wat hij eerder schreef ‘Niemand kan ooit zeggen: “Jezus is Heer, dan door de heilige Geest.” Iedereen die zegt: laat Jezus mijn leven regeren, ik wil bij Jezus horen, die kan dat alleen maar zeggen door de heilige Geest. Daaraan zie je dat de heilige Geest aan het werk is.

Als je gelooft, als je wilt geloven, dan moet dat wel de heilige Geest zijn die aan het werk. Het kan zijn dat je dat op een bijzondere manier ervaren hebt. Net zoals dat soms in de Bijbel gebeurt. Dat toen je gedoopt werd als volwassene of toen je belijdenis deed je toen opeens ook iets voelde van bijzondere blijdschap, bijzondere verbinding aan God. Of misschien was er een ander moment. Misschien was er ook niet zo’n duidelijk moment. De werking van de Geest, de onderdompeling in de Geest kun je op verschillende manieren en ook op verschillende momenten in je leven ervaren.

Wat Jezus geeft – wat is die onderdompeling in de Geest?

Het gaat in elk geval er niet om te proberen dat vast te leggen: heb jij dat wel gehad of niet?

De focus ligt niet op wat jij daarin ervaart of doet, maar op wat God je geeft. Net als op die eerste Pinksterdag. Daar worden de leerlingen van Jezus ook ondergedompeld in de Geest. Het is Jezus die dat doet. Vanuit de hemel, laat Hij zijn leerlingen drinken van de Geest, doopt hij ze met de Geest. Ze gaan er helemaal in op.

Wat betekent dat? Nou kijk maar: er gebeuren drie bijzondere dingen. Er klinkt het geluid als van een geweldige wind. Het is alsof God zelf nieuw leven erin blaast. Want dat is wat de Geest doet. Die blaast weg alles wat saai is en nep en geeft nieuw leven. Een nieuw begin. Niet iets waar je eerst iets voor moet doen. Maar gewoon. Je krijgt dat. Zoals je je adem ook krijgt. Daar doe je ook niets voor: ja, adem halen, maar dat gaat als het goed is vanzelf. Daar denk je meestal niet over na. Je krijgt lucht, adem, leven. Dat doet de Geest: Hij geeft echt, nieuw leven.

Verder zijn er vlammen op de hoofden van de leerlingen. Vuur dat is in de Bijbel teken van dat het vuil wordt weggebrand. Dat doet de heilige Geest. Alles wat er niet goed is, alles wat je verkeerd gedaan hebt, dat brandt de heilige Geest weg. Hij wil je opnieuw laten beginnen.

En dan al die talen. Parten, Meden, Elamieten – Syriërs, Irakezen, Iraniërs, Nederlanders. Allemaal horen ze het evangelie in hun eigen taal. Of zoals Paulus het zegt: Joden en Grieken, ze worden doordrenkt van de Geest. Het nieuwe leven dat Jezus geeft door de Geest is voor iedereen: voor Christenen en niet-christenen. Voor slaven en vrije mensen. Armen en rijken. Wie homo, lesbisch, trans of hetero is. Je bent welkom. Je hoeft niet eerst te veranderen voordat je erbij hoort. Met alles wat je bent dompelt Jezus je onder in zijn Geest.

En reken maar: dan verander je ook. Niet dat je allemaal hetzelfde wordt. Een Griek wordt niet opeens een Jood. En iemand die vroeger nooit in de kerk kwam, wordt niet in een keer precies hetzelfde als iemand die al haar leven lang naar de kerk gaat. En dat hoeft ook niet. Een homo wordt niet opeens hetero en dat hoeft ook niet. Wat wel moet gebeuren is dat het kwaad uit je verdwijnt: je tekort aan liefde. Je angst. Je onverschilligheid. Maar dat zal wel gebeuren. En dan kan God jou gebruiken met jouw talenten, gaven en mogelijkheden. Want samen vormen wij, al die verschillende mensen één lichaam.

Uitleiding

En daarom is het ook goed dat Nienke vandaag gedoopt is. Dat duidelijk is: zij hoort, hoe klein ook bij dit lichaam. En het is goed dat Adri vandaag officieel jeugdwerker wordt. Want je kunt als jongere soms het gevoel krijgen dat de kerk er misschien meer voor de wat oudere mensen is dan voor jou. Maar natuurlijk is dat niet de bedoeling. We zijn allemaal gedoopt in de Geest, zegt Paulus. Wij allemaal: de jongeren van de kerk niet minder dan de oude mensen. De ouderlingen niet meer dan jij of u. Paulus niet meer dan de Korintiërs.

Jezus deelt gul uit. Hij dompelt ons onder in zijn Geest. Hij laat ons drinken van zijn Geest. Dat maakt ons met al onze verschillen één.