God heeft oog voor de minsten

Preek over Lucas 1:39-56

Inleiding

Hoe zou jij het vinden als Maria bij je op bezoek kwam? Gekke vraag misschien, maar probeer je eens voor te stellen. Maria, de moeder van Gods Zoon. Bij jou op bezoek. Of stel je voor dat je ze hier vanochtend in de kerk zou zijn.

Ik zou er goed zenuwachtig van worden. Is de liturgie echt wel goed voorbereid. Maken we een beetje een goede indruk, komen er wel genoeg mensen?

Jaren geleden las ik het boekje Het bezoek van Adrian Plass. Dat ging over een kerk waar Jezus op bezoek zou komen. Jezus moest ook ergens slapen. En het viel niet mee. Daarvoor moesten ze iemand vinden die door de week net zo gelovig was, als op zondag.

Stel je voor Maria op bezoek bij jij of Jezus hier in de kerk. Misschien krijg je dan al gauw het gevoel dat het nog wel iets beter zou moeten. Dat we iets meer ons best zouden moeten doen.

Dat kan geloven met je doen: dat je het gevoel hebt, dat wij samen of jij persoonlijk het nog wel iets beter zouden moeten doen. ‘Ik zou meer moeten Bijbel lezen.’ ‘Ik zou wel wat enthousiaster mogen zijn.’ ‘We zouden als kerk wel wat meer moeten doen aan…’

Afgelopen week hadden we op de kerkenraad ook zo’n soort gesprek. Ontbreekt het ons niet aan enthousiasme? Aan inzet? Als kerkenraad, maar ook als kerk als geheel? Zouden we niet meer…

En tegelijk: maar als de kerk de plek is waar we echt vrede en rust vinden, hoe kan het zijn dat je er zo vaak een opgejaagd gevoel van krijgt. We zouden meer moeten doen, meer inzet, meer activiteiten. Meer de activiteiten van de kerk moeten bezoeken, enzovoort. Wanneer is het genoeg. Toch nooit: we kunnen altijd enthousiaster zijn, geloviger, meer doen voor elkaar en voor de mensen om ons heen?

Maar tegelijk. Hoe vinden we als kerk dan echt rust? Hoe kunnen we in de kerk echt leven van genade?

Het gevoel dat ze niet goed genoeg is, heeft ook Elisabet. Maria komt bij haar op bezoek en Elisabet zegt: ‘Wie ben ik dat de moeder van mijn Heer naar mij toe komt?’ (Lucas 1:43) Daar ben ik toch helemaal niet goed genoeg voor?

Toch kunnen we juist van Maria hier iets over leren. Iets leren over God en hoe je bij Hem tot rust komt. Vorige week noemde ik Maria de moeder van alle gelovigen. Dat kan intimiderend zijn: zo goed als Maria ben ik nooit. Maar zo is het niet bedoeld. Geloven gaat niet allereerst over hoe goed jij bent. Juist niet. Geloven gaat over toevertrouwen. Je leven uit handen geven. Vertrouwen op een Ander, die groter is dan jij.

Kijk maar eens hoe Maria moeder van alle gelovigen is. Ze is bijzonder niet allereerst om wat zij doet, maar om wat God doet. Een gelovige is niet bijzonder om zichzelf, maar om wat God doet.

Gezegende onder de vrouwen [dia 1]

Dat is misschien ook wel een vergissing die veel mensen maken als het in de kerk over Maria gaat. In de Katholieke Kerk is veel meer aandacht voor haar dan in protestantse kerken. Een tijdje geleden mocht ik voor het tijdschrift OnderWeg bisschop De Korte van Den Bosch interviewen. Ik vroeg hem toen ook naar Maria. Verschillende keren benadrukte hij: we geven aandacht aan Maria, zodat zij ons op Christus wijst. Het gaat niet om Maria op zich.

Je zou Maria – en elke gelovige – misschien kunnen vergelijken met een gebrandschilderd raam. Zo’n raam wordt alleen maar mooi, als het licht er doorheen valt. Dan zie je iets van het licht. Het licht valt uiteen in verschillende kleuren: rood, blauw, geel. Die kleuren bestaan alleen maar door het licht. Of beter gezegd: die kleuren zijn alleen maar delen van het licht. Als er geen licht is, bestaan er ook geen kleuren.

Maria wijst ons op God, op Jezus. Ze kan je helpen leren te wachten op wat God doet. Dat herkennen. Daar blij van worden. En let op – dan kun je dingen ontdekken over God, die je nog niet wist of waar je misschien niet gelijk aan dacht.

Elisabet noemt haar ‘meest gezegend van alle vrouwen’. Dat is een uitdrukking uit het eerste deel van de Bijbel, het Oude Testament. Wie weet wie er in het Oude Testament zo genoemd wordt? … Het is een andere vrouw dan je misschien zou denken. Het is niet: Sara, Rebekka of Lea. Het is Jaël. Zij werd zo genoemd omdat zij legerleider Sisera – een vijand van Israël – in haar tent lokte en hem doodde door een tentpin door zijn hoofd te slaan. Zij wordt ‘meest gezegend van alle vrouwen’ genoemd. Daar is niets softs aan. Daar wordt Maria mee vergeleken.

En dat is eraan Maria en aan Jezus of aan God ook niet. Maria noemt God ‘de Machtige’ en zegt over hem onder andere dit

Hij toont zijn macht en de kracht van zijn arm
en drijft uiteen wie zich verheven wanen,
heersers stoot Hij van hun troon

Straks daar nog iets meer over. Maar houd dit in je achterhoofd bij het volgende: God heeft aandacht voor wie aan de kant staan. God heeft aandacht voor wie niet veel voor lijkt te stellen, maar God is niet soft.

 “hij heeft oog gehad voor mij, zijn minste dienares.” [dia  2]

En tegelijk: die andere, zachte kant van God is er wel. “hij heeft oog gehad voor mij, zijn minste dienares”, zegt Maria. Daarom prijst ze God, daarom zingt ze een lied. Ik stelde niet veel voor, maar God heeft oog voor mij gehad. Op een heel bijzondere manier. Maria is maagd, ze is ongetrouwd, maar zo wordt ze moeder. Ze noemt zich de minste dienares van God. Een onbelangrijk iemand. Ze heeft een ‘nederige positie’.

Maar God heeft oog voor haar. En juist met wat ze niet heeft, gaat Hij aan het werk. Juist met wat ze niet heeft – nog geen man, ze kan zo geen kind krijgen – geeft God haar dat wel. Dat laat op een heel bijzondere manier zien hoe God is. Juist in wat je niet hebt, kan God in je leven komen.

Ik heb dat verschillende keren van verschillenden van jullie gehoord. Dat je juist iets van God gemerkt hebt in je ‘nederige positie’. Juist toen ik me heel heel alleen een kwetsbaar voelde, was het alsof God mijn hand pakte, me omhelsde. Verschillenden in de Bazuinkerk hebben zoiets meegemaakt. Juist toen ik het niet meer zag zitten, echt niet meer, toen merkte ik iets van God. Juist toen ik dacht echt niet meer te kunnen geloven, toen wist ik dat God er is.

Ik weet dat ervaart niet iedereen en je ervaart het ook niet altijd als je dat wel zou willen, soms is het ook achteraf. Soms is het ook iets dat je niet voelt, maar vooral moet aannemen: juist nu is God er. God laat niet los.

Dat is wat Maria zingt: ‘wie gering is geeft hij aanzien, wie honger heeft overlaadt hij met gaven.’

Ook een refrein uit de Bijbel. God is de God van de slaven uit Israël, van de armen, van de mensen aan de rand. Jezus is een vriend van de zondaars, de mensen die niet in orde, zijn niet goed genoeg, er niet bij horen.

Misschien is dat het juist wel – juist als je niet zo groot van jezelf denkt, is er ruimte om transparant te zijn, om iets van Gods goedheid uit te stralen. Dan zit je dat zelf niet in de weg.

Ja, grote dingen heeft de Machtige voor mij gedaan, heilig is zijn naam [dia 2]

En dan kan God grote dingen doen. Maria kan iets groots worden,   juist door wat ze niet heeft – gemeenschap met een man. Juist daardoor kan God op een heel bijzondere manier door haar werken.

Zo is dat veel vaker in de Bijbel en in het leven met God. Juist door wat je niet hebt, kan God grote dingen doen. Op de beamer zie je een bewoner van een vluchtelingenkamp in Nigeria, gefotografeerd door Maarten Boersema (zoals alle foto’s vanmorgen van vrouwelijke vluchtelingen). Haar zie je het uitzingen. Ik heb het wel eens meer gezegd, maar nergens heb ik zo enthousiast en zo doorleefd en zo mooi horen zingen in de kerk als in Congo en Zuid-Afrika. Juist waar de kerken vol zitten met arme mensen lijkt het wel of gelovigen nog meer zien en kunnen uiten hoe goed God is. Juist door wat je niet hebt, kan God door je uitdelen.

Juist in je grootste strijd zie je het meeste vrucht. Je ziet dat bijvoorbeeld ook bij Paulus. Paulus had de gemeente van Christus vervolgd. Doodsvonnissen goedgekeurd, mensen gearresteerd. Wat had hij een kwaad gedaan! Wat had hij zichzelf veel teverwijten En juist daardoor kon hij zo goed spreken over de genade van God.  – juist zij kende zo goed de wet en Paulus – genade. Ikzelf – mijn twijfel. Wie kan een weduwe beter troosten dan wie zelf weduwe is. Wie kan een verslaafde beter helpen dan wie zelf verslaafd is geweest. Of denk aan de schrijver Henri Nouwen – hij had zoveel moeite om zichzelf te accepteren – blijkt uit zijn dagboeken, om te geloven dat hij echt welkom was bij God, maar juist hij heeft heel veel mensen geraakt en bemoedigd met zijn spreken over de liefde van God.

Juist door wat je als mens niet hebt, kan God anderen wat geven. Als ik een persoonlijk voorbeeld mag geven: ik heb het vaker gezegd. Ik vind het moeilijk om te geloven. Ik heb veel last gehad – en soms nog – van twijfel. Ik heb daar wat over geschreven en over verteld. En hoewel ik ook heel wat andere dingen heb geschreven en gepreekt, heb ik vooral daarop zoveel reactie gekregen. Juist door waar ik een tekort aan lijk te hebben: zekerheid, geloof, juist daardoor worden anderen in hun geloof bemoedigd.

Zo is Maria de moeder van alle gelovigen. Maria is groot door wat ze niet heeft, maar door wat God in haar werkt.

Heersers stoot hij van de troon  [[dia 3]

Het lied van Maria is een revolutionair lied. Ze zingt:

Hij toont zijn macht en de kracht van zijn arm
en drijft uiteen wie zich verheven wanen,
heersers stoot Hij van hun troon

Hoe doet God dat? Of hoe heeft hij dat gedaan? Want je kunt ook vertalen dat Maria zingt:

Hij heeft hen die hoogmoedig zijn in de gedachten van hun hart, uiteengedreven.
Hij heeft machtigen van de troon gestoten en
nederigen heeft Hij verhoogd. (HSV)

Hoe gebeurt dat als Maria zwanger wordt van de Zoon van God? Hoe gebeurt dat met Kerst?

Misschien kan ik dat uitleggen met een voorbeeld. Het verhaal gaat dat koningin Victoria, de koningin van Groot-Brittanië, keizerin van India, koningin van een wereldrijk – Afrika, Azië, Canada, Australië. Ze zat ooit aan een groot banket aanzet met een Afrikaanse prins en heel veel andere Britse hoogwaardigheidsbekleders. Veel Britse tafelgenoten keken neer op die barbaar uit Afrika. Hij leek niet echt op de hoogte van de etiquette. Toen hij zijn vingerwasbakje leegdronk werd er gegniffeld en gegrinnikt. Maar koningin Victoria nam haar bakje en dronk het ook leeg. In klap ontnam de vrouw die de macht van het machtige Britse imperium vertegenwoordigde, de Britse hoogwaardigheidsbekleders hun gevoel van superioriteit. Ze stelde zich op hetzelfde niveau als de Afrikaanse prins, die zich steeds meer op zijn gemak begon te voelen.

Dat is wat God doet. Als je trots bent op jouw status, op wat jij bereikt hebt, op wat jij bezit dan wordt dat straks met Kerst overhoop gegooid. God zelf, de Machtige, de Allerhoogste komt naar de wereld. En hij wordt een kind van een eenvoudige jonge vrouw: Maria. Niets bijzonders, zou je denken.

Maar als God uit haar geboren wil worden, dan wordt zij opeens heel bijzonder. De meest gezegende van alle vrouwen. Want zij keert de verhoudingen totaal om. Net zoals bij Jaël, wat zwak lijkt – Jaël was maar een vrouw, daarvan hadden Sisera en zijn soldaten er heel wat van genomen – verslaat de machtige Sisera. Zo gebeurt dat door Maria ook. Wat laag lijkt wordt heel verheven. En wat hoog lijkt, stelt niet veel meer voor.

De komst van God in de wereld door Maria leert je af om op te kijken naar wie succesvol en rijk is. Als God een kind in een voerbak wordt, waarom zou je dan nog opkijken naar de keizer in Rome? Als God een vluchteling wordt, wie durft dan nog neer te kijken op vluchtelingen? Als zijn leerlingen en vrienden eenvoudige mensen zijn, hoe zou ik me dan nog verheven kunnen voelen boven anderen? Als God een vriend van zondaars wordt, dan kan ik me beter ook maar onder de zondaars scharen.

Gods komst in de wereld door Maria leert je juist te kijken naar de mensen die minder in beeld zijn, de niet-succesvollen – degenen die buiten de samenleving komen te staan door  handicaps, ziekten, beperkingen, verkeerd gedrag. Want dat zijn degenen die Jezus op zoekt. Hij wordt hun vriend. Daar zou je dan wel eens iets van God kunnen ontmoeten.

Hongerigen gevoed, rijken met lege handen weggestuurd [dia 5]

En wat dan als je wel rijk bent en succesvol? Ben je dan wel welkom bij God?

Maria zingt:

‘Wie honger heeft overlaadt Hij met gaven,
maar rijken stuurt Hij weg met lege handen.’

Haar zoon zegt later: ik ben niet gekomen voor wie gezond is of voor wie rechtvaardig is, maar voor de zieken en de zondaars.

Jezus nodigt je uit om je donkere kanten, je pijnlijke kanten onder ogen te zien. Dat is moeilijk. Je houdt je donkere en pijnlijke kanten meestal liever verborgen. En vaak terecht. Waarom zou je stil staan bij je pijn, je verdriet, je schuld en waarvoor je je schaamt? Dat heeft alleen maar zin als er ook genezing, herstel is. Als er een nieuw begin kan komen.

En juist daarvoor nodigt Jezus je uit. Vandaag ook als we Avondmaal vieren: kom maar met je honger, met je tekort, met wat je niet goed doet, met je schaamte. Kom maar ik geef je te eten: ik je mijzelf als voeding voor je ziel.

Kijk niet naar jezelf, naar wat je allemaal hebt of bereikt hebt. Maar kijk naar wat ik je te geven heb. Dat is veel meer. Dan verbleekt rijkdom en status. Maria krijgt meer status dan de keizer in Rome. Een arme bedelaar, een ‘illegale’ vluchteling, is niets minder dan een succesvolle zakenman. Een gelovige kerkganger is niet meer waard dan een zondaar die niets van God weet.

Uitleiding

God ziet om naar gewone eenvoudige mensen als Elisabet en Maria. Maak je dus niet groter dan je bent, maar zie ook je kleinheid onder ogen. En zing met Maria mee: God heeft grote dingen voor mij gedaan! Heilig is zijn naam!