Wat wil je worden?

Preek over Marcus 10:13-16 bij de doop van Teun, Wiebe en Noor, Bazuinkerk 28 juni 2020

Word als een kind, want aan hen geeft God zijn koninkrijk

Inleiding

‘Wat wil je later worden?’ Misschien fantaseer je er al over wat Teun, Wiebe of Noor later wordt. ‘Wat wil je later worden ?’ is ook zo’n vraag die volwassenen nogal eens aan kinderen stellen. Het is boeiend om te horen wat voor beelden en fantasieën een kind bij zijn of haar toekomst heeft. Toch heeft die vraag ook iets geks, juist omdat die zo vaak aan kinderen gesteld wordt in een klein gesprekje met een volwassene. Het lijkt daardoor wel alsof dat wel heel belangrijk is – dat het kind wat wórdt. Het is nog niet zoveel, het is nog maar een kind en het moet nog wat wórden.  Daarvoor gaat een kind eerst jaren naar school om wat te worden. Vandaar dat veel volwassenen ook die andere vraag vaak stellen aan kinderen: ‘hoe gaat het op school?’

Op weg met je kind naar Jezus

En voor grote mensen geldt ook dat het belangrijk is dat je iets geworden bent. Op een feestje, een receptie, of waar je maar nieuwe mensen leert kennen is vaak de eerste vraag ‘wat doe je?’ Bedoelt wordt natuurlijk: wat ben je geworden? En je voelt wel aan dat ik ben een chirurg of ‘ik heb een eigen bedrijf’ een stuk beter klinkt dan ‘ik heb geen werk’.

In de Bijbeltekst die we net lazen, keert Jezus de dingen om. Ouders willen hun kinderen bij Jezus brengen, zodat die ze kan aanraken. Jezus had al eerder laten zien dat hij door mensen aan te raken kon genezen. Dat de kinderen ziek waren, vertelt Marcus er niet bij, maar misschien was het gewoon dat die ouders ‘het beste willen voor hun kinderen’ – een aanraking van Jezus, dat moet wel goed zijn. In deze tijd ben je dat misschien ook wel weer wat meer gaan begrijpen: hoe belangrijk aanraking is. En dan, stel je voor, door Jezus aangeraakt worden! Daar zouden jullie als ouders denk ik nog steeds voor gaan – dat je kind door Jezus wordt aangeraakt! Of misschien moet je zeggen: dat is vandaag ook gebeurd: In het doopwater heeft Jezus jullie kinderen aangeraakt. Ze zijn voor altijd aan Jezus verbonden. Ze zijn met Hem gestorven en opgestaan uit de dood. De heilige Geest wil altijd in hen wonen. Dat zijn wel heel grote woorden voor zo’n kleintje, is dat niet teveel voor kinderen?

Dat lijken de leerlingen van Jezus ook te denken. Machtige en belangrijke mensen worden vaak omgeven door bodyguards, secretaresses of andere mensen die bijna iedereen tegenhouden die met die belangrijke persoon wil praten. Die rol nemen Jezus’ leerlingen op zich – Jezus beschermen voor alle aandacht. Je hoort het hen denken: ‘Nu nemen mensen zelfs al hun kinderen mee, het moet niet gekker worden!’

Als een kind zijn

Jezus windt zich daarover op en zegt tegen hen: ‘Laat de kinderen bij mij komen, houd ze niet tegen.’

Bij Jezus is iedereen welkom. Niemand is te onbelangrijk of te klein. Dat is iets wat je steeds weer moet bedenken: echt iedereen is welkom bij Jezus en dus ook in de kerk en misschien kunnen jij en ik zo’n ontvangende houding ook leren.

Jezus zegt er nog iets bij: ‘Laat de kinderen bij mij komen, wánt het koninkrijk van God behoort toe aan wie is zoals zij.’ Wat is er dan toch met kinderen, dat je als een kind moet zijn, dat Gods nieuwe wereld juist aan hen beloofd wordt? Wat kunnen kinderen, dat volwassenen veel minder goed kunnen? Ik heb het wel eens meer in een preek gezegd: dat is ontvangen, krijgen, aannemen.

Als je mij zomaar iets geeft – zal ik vragen – waarom geef je dat? Of zeg ik: maar dat hoeft toch helemaal niet! Ik vind het moeilijk om zomaar iets van een ander te krijgen. En ik merk dat bij anderen ook – als ik iets van waarde weggeef omdat ik het niet meer nodig heb, is meestal de eerste vraag aan mij ‘wat wil je ervoor hebben?’ We houden het graag in evenwicht ‘voor wat hoort wat.’ Kleine kinderen hebben daar geen last van: ze nemen het eten, de zorg van hun ouders aan, zonder zich verplicht te voelen er iets voor terug te doen. Na een paar jaar moet je ze het echt leren ‘wat zeg je dan?’ ‘Dankjewel’. Dat kost moeite. Het kost ze geen moeite om een koekje of wat ook maar aan te nemen.

Ergens op weg naar de volwassenheid raken de meesten van ons het kwijt: dat je zomaar kunt krijgen, zonder bijgedachten, zonder problemen. Je vraagt je af: wat moet ik ervoor doen?

Dat is ook de vraag van een jonge man die bij Jezus komt. Wat moet ik doen om het eeuwig leven te krijgen? De geboden van God houden, die passen bij Gods nieuwe wereld, zegt Jezus. Maar dat is te simpel voor deze jongen. En dan kijkt Jezus met liefde naar hem. Zoals Jezus ook net naar die kleine kinderen keek. Deze jongen moet ook weer als een kind worden. Die met open handen klaar staat om te krijgen. Een kind dat niet denkt dat hij of zij het verdient, omdat hij genoeg status of genoeg geld heeft. Maar gewoon, omdat God het wil geven. Maak je handen leeg, zegt Jezus. Verkoop alles wat je hebt. Wordt weer als een kind. En volg mij. Dat blijkt veel te moeilijk voor deze man. Om alles op te geven. Het klinkt simpel: worden als een kind, maar het betekent afzien van status, van je bezit, met lege handen bij God durven komen. En dat is voor grote mensen vaak zo moeilijk. Je vergeet zomaar dat de belangrijkste dingen in het leven de dingen zijn, die je krijgt.

Allereerst is er heel veel dat je krijgt – leven, gezondheid – als je dat hebt – middelen om van te bestaan, vriendschap, mooi weer, enzovoort. Hier in de kerk gaat het er niet allereerst om dat je iets anders moet wórden, voordat je meetelt. Het gaat het er vooral om dat je iets krijgt, dat je leert ontvangen. God is allereerst een gevende, een uitdelende God, een gulle God.

De doop

De woorden uit Marcus ‘Laat de kinderen bij mij komen’, die woorden zag ik deze week ook als een inscriptie in de koperen plaat van de doopvont van de Bovenkerk hier in Kampen. De inscriptie is nog niet zo oud, de doopvont zelf wel. Eeuwen geleden werden daar al kinderen in gedoopt. De doop laat iets zien van een andere manier van denken en leven.

Kinderen werden in de kerk gedoopt, als baby’tje gedoopt. Ze konden nog niets, ze waren nog niets geworden, en toch hoorden ze er gelijk al helemaal bij. Bij voorbaat werd tegen hen gezegd: jij bent heel veel waard. Het is goed dat je er bent, niet om wat je gepresteerd hebt, om wat je geworden bent, maar gewoon, omdat God van je houdt.

Ook in een ander verhaal uit de Bijbel wordt dat zichtbaar – de doop van Jezus. Hij wordt gedoopt aan het begin van zijn werk. Hij heeft om zo te zeggen nog niets gepresteerd. Hij moet nog met de duivel en het kwaad het echte gevecht aangaan. Hij moet nog op weg gaan om het goede nieuws te vertellen. Hij moet mensen gaan genezen. Hij moet zijn kruis nog op zich nemen. Maar bij voorbaat klinkt al Gods stem, die bij zijn doop zegt: ‘Jij bent mijn geliefde Zoon, in jou vind ik vreugde.’ (Marcus 1:11) Zoals jullie dat als moeder en vader ook hebben: bij voorbaat houd je van je kind, terwijl zij of hij er nog niets voor gedaan heeft. Gewoon, omdat Noor er is, Teun, en Wiebe, vind je vreugde in hen. Zo is God. Bij voorbaat zegt Hij: van jou word ik gelukkig!

Niet als je al wat geworden bent, of wat bereikt ben, ben je belangrijk. Vandaar dat kinderen in de kerk hartelijk welkom zijn, om gedoopt te worden, maar ook daarna. Om mee te doen met het kindmoment en bij de schatzoekers. En niet alleen in de kerk zijn kinderen belangrijk, ook in je gezin. Als moeders en vaders hebben jullie net beloofd jullie kinderen voor te gaan in een christelijke manier van leven, dat betekent ook: laten zien dat zij bij voorbaat van waarde zijn. Dat zegt ook iets over jullie huwelijk.

Marcus vertelt dat vlak voordat de ouders hun kinderen bij Jezus brengen hij met de Farizeeën in gesprek is over de vraag of een man zijn vrouw mag verstoten, vertaald naar onze tijd: of je mag scheiden. Jezus spreekt daar radicale woorden over: ‘Wat God heeft verbonden, mag een mens niet scheiden.’ (Marcus 10:9) En: ‘als je je man of vrouw verstoot en met een ander trouwt, dan pleeg je overspel’ (10:11-12). Het zijn heftige woorden, dat waren het toen al en nog steeds. Er kan zoveel mis gaan in relaties! En soms lukt het echt niet meer. En ook daarmee kun je altijd bij God terecht.

Maar dat doet niet af aan Gods bedoeling, aan wat Jezus zegt: wat God heeft verbonden, mag een mens niet scheiden.’ Dat is geen kleinheid, dat is niet omdat God je jouw ontplooiing en vrijheid niet gunt, maar het heeft ook alles te maken met het verhaal wat wij vanochtend lazen of Jezus die de kinderen in zijn armen neemt. Kinderen – groot of klein – lijden heel vaak onder een scheiding en worden er de dupe van. Dus als je kinderen hebt gekregen, zet je er dan ook sterk voor in om het samen goed te hebben en te houden, om trouw te zijn. Of als je het samen niet meer goed hebt, laat het er dan niet bij, ga er samen over in gesprek, ga in gesprek met anderen – je bent echt niet de enige waar het soms heel moeilijk gaat – ga in relatietherapie, wat je ook maar aan hulp kunt vinden. En bid: als U ons heeft samengevoegd, help ons dan om niet uit elkaar te gaan en te groeien. Help ons om er te zijn voor ons kind, onze kinderen, voor de mensen om ons heen. En ik heb het heel wat keren gezien, ook in ons eigen huwelijk: er kunnen onverwacht goede dingen gebeuren!

Verandering is nodig

Het huwelijk is zeker ook bedoeld als bescherming van kinderen. Zij zijn net als elk mens, bij voorbaat waardevol.

Maar als het zo is dat God bij voorbaat van jou en van mij houdt, waarom hebben veel mensen, jij misschien ook wel zo vaak het gevoel dat je toch nog anders, beter moet worden? Waarom is het vaak zo lastig om gewoon gelukkig en tevreden met jezelf te zijn?

Omdat het ook klopt. Je moet veranderen. Je bent welkom bij God, zoals je bent. Maar het is niet Gods bedoeling dat je blijft zoals je was. Er zit iets van jongs af aan in je dat niet ok is. Jullie hebben daar zojuist ook ‘ja’ op gezegd op die ene lastige vraag die begint met ‘Erken je dat Teun/Noor/Wiebe net als wij allemaal zondig en schuldig ter wereld zijn gekomen en daarom aan allerlei ellende en zelfs aan het eeuwig oordeel onderworpen is…’ Dat is een lastige vraag: zo onschuldig als een kind, zeggen we toch wel? En toch: al na een tijdje moet je erkennen – ook in mijn kind zit het kwaad. Ik vond en vind dat nog steeds een van de pijnlijkste dingen om te constateren: ook mijn eigen kinderen zijn in staat een ander bewust of per ongeluk pijn te doen. Ik zou zo graag willen dat het niet zo was, maar het zit er al van jongs af in. En als je het niet gelooft, ga een dagje kijken in een peuterspeelzaal of kleuterklas. De kinderen zijn echt niet alleen maar lief en schattig.

Dat kwaad:  Haat, ergernis aan anderen, voor jezelf misschien ook, dat moet eruit. Je kunt niet blijven, zoals je bent. De doop een nieuw begin, schoongewassen. Niet een nieuw begin dat jij moet maken, maar dat je krijgt. Dat je wordt als een kind, dat je leert te krijgen.

En zelfs dat nieuwe begin moet je je geven worden. De rijke jongeman loopt weg bij Jezus – alles weggeven, dat kan hij niet. En de discipelen vragen zich verbijsterd af: maar wie kan er nog gered worden. En dan zegt Jezus: wat bij mensen niet kan, kan wel bij God. God kan je opnieuw laten beginnen. Kan je leren om als een kind te worden: vol verwachting van wat God gaat geven en niet langer vertrouwend op wat je zelf kunt en hebt.

Misschien ben jij ook wel gedoopt. Misschien zelfs in deze kerk. Bij je doop heeft God gezegd: je bent mijn geliefde kind. Weet het: er wordt heel veel van mij gehouden – ondanks wat er allemaal nog mis is. Ik hoef niet eerst wat te worden, maar het is mij gegeven om Gods kind te zijn. En ook als je niet gedoopt bent, is die uitnodiging er: om weer te worden als een kind te ontdekken wat je gegeven is, om te weten dat je heel veel waard bent. Bij voorbaat.

Word als een kind, want God opent vandaag al zijn nieuwe wereld voor wie is als een kind.