Waar ben je?

Preek over Genesis 3:8-9 over het thema ‘erop uitgaan’

Inleiding

Volg jij Jezus op de weg van liefde? Dat is de vraag waar we in de Bazuinkerk in de veertigdagentijd voor Pasen bij stilstaan. Misschien volg je het project door de podcast te volgen, of het Bijbelleesrooster, of op je kring. In de kerkdiensten zullen we de komende zondagen ook bij dit thema stil staan. De weg van de liefde. Dat is de weg die Jezus ging. Jij bent ook uitgenodigd om die weg te gaan. Dat is niet altijd een gemakkelijk weg. Voor Jezus leidde die weg naar het kruis. Maar het is een goede weg. Want je gaat op die weg met Jezus.

Aan het gaan van die weg zitten verschillende kanten. Er horen verschillende praktijken, christelijke gewoonten bij. Denk aan bidden, geven, rusten. Elke zondag komt er in de komende tijd zo’n praktijk aan de beurt. Vandaag gaat het over ‘erop uitgaan’. Jezus is in de verhalen in de Bijbel voortdurend onderweg. Hij trekt rond om mensen te ontmoeten en hen te vertellen van Gods liefde, van Gods nieuwe wereld. Tegen zijn leerlingen zegt Hij ook dat ze erop uit moeten gaan. Ook vandaag nog. ‘Zoals de Vader mij gezonden heeft, zo stuur ik jullie erop uit.’

Hoe doe je dat – erop uitgaan.

Misschien vind je dat wel lastig. Hoe doe je dat dan? Erop uitgaan zoals Jezus dat deed. Misschien denk je wel, dat is niet echt wat voor mij. Lijkt me meer wat voor onze evangelist, Osama. Of misschien voor jou als dominee, maar mijn ding is dat niet zo. Ik kom niet zo goed uit mijn woorden. Ik weet niet zoveel van de Bijbel. Ik weet zelf soms niet goed wat ik geloof, hoe moet ik het dan aan een ander uitleggen? Of misschien geloof je wel, maar zeg je: ik wil het ander niet opdringen. Ik wil een ander daar niet mee lastig vallen. Bovendien komt dat toch ook vaak verkeerd over als je mensen probeert te bekeren. Of misschien denk je: ja, het zou eigenlijk wel moeten, maar hoe zou ik dat moeten doen?

Laat ik beginnen te zeggen dat ik geloof dat Jezus, dat God elk mens roept om erop uit te gaan. Op zoek naar anderen. Als je de weg van liefde achter Jezus wilt gaan, dan hoort dat er ook echt bij. En natuurlijk is er verschil. Niet iedereen is geroepen om Bijbelstudie te doen met asielzoekers. Niet iedereen komt even goed uit zijn woorden of kan goed uitleggen wat geloven betekent. Dat is echt verschillend. En dat is oké.

God gaat erop uit

Maar hoe doe je dat dan? Het is vooral belangrijk om te bedenken dat niet wij als eerste erop uitgaan, om anderen te ontmoeten, maar dat God dat doet. Wie de weg van de liefde gaat, achter Jezus aan, leert om te gaan doen wat Jezus doet, wat God doet. En God is altijd onderweg naar jou en mij en andere mensen. Vanochtend wil ik met je kijken naar het verhaal van Genesis 3. Hoe God Adam en Eva, opzoekt.

‘Waar ben je?’ vraagt God de HEER. Ze hebben zich verstopt, juist omdat ze God hoorden aankomen. God wil hen opzoeken, maar zij doen net of ze niet thuis zijn. Ze verstoppen zich tussen de bomen. Ze voelen zich niet op hun gemak bij God. Opeens voelen ze zich zo naakt. Zo kwetsbaar. Zo onveilig bij God. Ze hebben gedaan wat Hij verboden had. Ze komen Hem liever niet onder ogen.

God respecteert dat niet echt. Hij laat ze niet aan hun lot over in de bosjes, maar roept ze. ‘Waar ben je?’

Gods stem klinkt betrokken, geïnteresseerd: waar ben je? Ik zoek je.

Waar ben jij, als God je zoekt? Waar kan Hij je vinden? En laat je je vinden, of probeer je weg te duiken?

Dat laatste doen Adam en Eva. Ze komen uiteindelijk wel tevoorschijn, maar nog steeds verstoppen ze zich. Maar nu in woorden. Ze zeggen niet: we zijn U kwijt geraakt. We zijn ver bij U vandaan geraakt, want we hebben gedaan wat we niet hadden moeten doen.

Nee, ze zeggen: we zaten in de bosjes, want we voelden ons niet veilig. We merkten dat we naakt waren.

Waar ben je? Die vraag is niet liefdevol en vol verlangen. Het is ook uitdagend. Waar ben je? Kom tevoorschijn. Verstop je niet in de bosjes, in woorden, in excuses. Dat laatste doen Adam en Eva daarna. Ik kon er niets aan doen, het was, die vrouw, het was de slang.

Een vraag naar verantwoordelijkheid

Waar ben je is – een vraag om je verantwoordelijkheid. God zoekt je op: waar ben je? Waar ben je nou terecht gekomen? Hoe komt dat? Kun je ook hieruit komen. Dat zie je eigenlijk de hele Bijbel door. God trekt er steeds op uit om mensen op te zoeken. Hij zoekt de mensen in Babel op die een hoge toren maken en zich angstig aan elkaar vasthouden om samen zo machtig mogelijk te zijn. Hij zoekt ze op en verwart hun taal en laat hen de hele wereld over trekken. Hij zoekt Abraham op om weg te gaan bij zijn familie en met God op weg te gaan. Blijf niet zitten waar je zit, kom tevoorschijn en ga naar het land dat ik je zal geven. Mozes en de Israëlieten – waar ben je? Zitten jullie hier vast in slavernij, ik haal je eruit.

Maar ook als Israël in het beloofde land woont, zoekt God zijn volk op. Waar zit je? Ben je me niet kwijt geraakt? Ben je het echte leven niet kwijt geraakt? Ben je elkaar niet kwijt geraakt. Dat zeggen de profeten als ze tekeer gaan tegen machtsmisbruik en uitbuiting.

Jezus zoekt je

Gods stem is liefdevol in Jezus als Hij je opzoekt. Dat komt het meest tot uiting in Jezus. God komt als een mens op aarde om ons op te zoeken. Ook als je ver van Hem verstopt zit en je liever niet wilt laten vinden. Juist dan zoekt Hij je op. Jezus zocht de mensen op die niet meer in de tempel kwamen, omdat ze niet welkom waren en er ook niet meer wilden komen.

Mensen die onrein waren door een gruwelijke huidziekte. Niemand wilde ze echt zien, dan God toch zeker ook niet. Mensen die hun land verraadden hadden, die corrupt hun landgenoten uitbuiten. Mensen die hun geweten voor geld hadden verkocht. Die zich zelf als ze nu geleefd hadden zich verstopten achter stoere praat en dikke auto’s. Die heel wat leken, maar die zichzelf verstopten achter een masker. Jezus zocht ze op en zei: mag ik bij je komen eten? Mag ik zien waar jij echt bent?

En dan gebeurden er wonderlijke dingen: mensen met huidziekten werden beter, rijke corrupte patsers gaven hun bezit weg aan de armen. Vrouwen die alleen gebruikt werden voor de seks, voelden zich voor het eerst echt gezien.

Dat is wat God met mensen doet. Hij zoekt je op en kijkt je aan en zegt: waar ben je? Ik zoek je. Ik heb je lief. Verstop je niet voor mij. Verstop je fouten niet voor mij. Maar laat je zien. Ik wil met je opnieuw beginnen.

Als God je zo opzoekt, dan kom je tot je recht. Niet dat dat gemakkelijk is. Adam en Eva komen uit de bosjes tevoorschijn. God stelt ze vragen en ze moeten onder ogen zien wat ze gedaan hebben. Ze moeten de consequenties ervan dragen. Maar toch niet zonder hoop: Het zal zwaar zijn om het land te bebouwen, maar ze zullen toch eten. Het zal buitengewoon pijnlijk zijn om kinderen te krijgen, maar ze krijgen ze wel. De slang zal hen nog vaak pijn doen, maar uiteindelijk wordt hij verslagen.

En ook al moeten ze de tuin verlaten. God laat ze niet aan hun lot over: Hij maakt kleren van dierenvellen voor de mensen en trekt die aan. God neemt je serieus, maar laat je niet aan je lot over. Juist niet: Hij roept je, kom tevoorschijn.

Meedoen met God

En het bijzondere is dat God je vervolgens uitnodigt om met zijn werk mee te doen. Om met Hem mensen te roepen, te vragen. ‘Waar zit je? Kom tevoorschijn!’ En dat je dan mooie ontmoetingen mee kunt maken. Mee kunt maken hoe een ander zich gezien voelt, opnieuw hoop en richting krijgt.

Wat bedoel ik daarmee? Met erop uitgaan en vragen: waar ben je? Het is dat je werkelijk bij een ander wilt zijn. Je werkelijk voor haar of hem interesseert. God komt de tuin in om met Adam en Eva in de avond te wandelen. Hij ziet hen niet, maar laat het er niet bij zitten. Hij zegt niet: ‘nou dan maar niet. Ze hebben van de boom gegeten, ze hebben niet vertrouwd. Dan zoeken ze het ook maar zelf uit.’ Nee, God zoekt hen dan, roept hen. Waar ben je? Kom tevoorschijn.

Misschien is dat juist in deze tijd ook vaak wel lastig een ander echt op te zoeken. We leven in een tijd waarin iedereen zijn eigen keuzes mag maken: wat je gelooft, hoe je je leven inricht, enzovoort. En laten we ons vooral niet met elkaar bemoeien. Iedereen moet dat toch zelf weten. Dat is vrijheid.

Maar wat je vrijheid noemt, kan ook heel gemakkelijk onverschilligheid zijn. Iemand vrijlaten, kan zomaar worden iemand het zelf laten uitzoeken. Iemand aan haar of zijn lot overlaten.

Ook als het gaat over geloven. Of je gelooft moet je toch zelf weten. En inderdaad: je kunt en je mag een ander niet dwingen tot geloof. Dat doet God niet, dus dat mogen wij ook niet doen. Maar om erbij voorbaat maar vanuit te gaan dat een ander het zonder geloof prima redt, is misschien wel eerder angst of onverschilligheid dan werkelijke interesse in de ander?

Ook als christen kun je je verstoppen. Misschien niet voor God, maar wel voor niet-christenen. Niet letterlijk, maar dat je vrienden, je familie, de mensen waar je echt om gaat allemaal of bijna allemaal christenen zijn. Omdat die anderen te lastig, te vreemd zijn en misschien jou wel vooral vreemd vinden.

God gaat erop uit. Om mensen te zoeken. Met het risico dat Hij daardoor zelf geraakt wordt, gekwetst. Wat inderdaad ook gebeurde. God die mensen opzoekt, eindigt aan het kruis. Maar juist daardoor vindt God mensen. Juist daardoor wordt zijn liefde zichtbaar. Juist daardoor vindt Hij jou en mij. Juist dan kan Hij ook de dood overwinnen. No glory, without sacrifice.  Geen glorie zonder offer, Geen glorie, zonder lijden. Jezus volgen vraagt ook risico’s nemen. Jezelf in de strijd gooien. De ander die je liever negeert toch opzoeken: waar zit je?

Ga eens na: wie ga je liever uit de weg? Met wie je houd je het contact liever oppervlakkig? Wie zie je liever over het hoofd? Durf je erop uit te gaan en te vragen: waar ben je? Hoe gaat het echt met je? Wie ben je eigenlijk echt? God laat gaan mensen aan z’n lot over. Ook degenen niet die jij en ik misschien wel liever aan hun lot over laten. En omdat God niemand aan z’n lot overlaat, hoef jij dat ook niet te doen. Jij en ik hoeven de wereld niet te redden. Dat doet God. Maar je mag wel met Hem meedoen. Met al je onzekerheid en onhandigheid.

En als je geen idee hebt: er zijn veel mensen in ons land – en ook in de kerk – die snel aan hun lot worden overgelaten: ouderen in verzorgingstehuizen, vluchtelingen, mensen die niet in Nederland geboren zijn, mensen met een beperking. Mensen die op een of andere manier afwijken van wat ‘normaal’ is. Ze verstoppen zich en misschien vinden anderen dat eigenlijk ook wel prettig.

Maar God laat het niet zo: die gaat eropuit. Hij nodigt je uit om mee te gaan en mee te roepen, waar ben je? Hoe gaat het met je? Ik wil je ontmoeten. Daarvoor hoef je niet geweldig te kunnen praten of veel van God te weten.

Filippus en Natanaël

Ik moet denken aan Filippus, die door Jezus geroepen wordt om Hem te volgen. Hij komt Natanaël en vertelt hem meteen over Jezus: ‘We hebben de man gevonden over wie Mozes in de wet geschreven heeft en over wie ook de profeten spreken: Jezus, de zoon van Jozef, uit Nazaret!’ Als je die zin goed bekijkt kom je zo wel drie fouten tegen. Hoezo heeft Filippus Jezus gevonden, het was eerder andersom: Jezus vond Filippus. Bovendien is Jezus niet de zoon van Jozef en hij komt niet uit Nazaret, maar uit Bethlehem. Over dat laatste begint Natanaël dan meteen ook de discussie: ‘Nazaret, kan daar iets goeds vandaan komen?’ En dan geeft Filippus een briljant antwoord: ‘Ga zelf maar kijken’ (Johannes 1:43-45). En Natanaël wordt een volgeling van Jezus. Niet omdat Filippus zo geweldig is, maar omdat Jezus dat is. Erop uitgaan om mensen te ontmoeten en iets te laten zien, te vertellen van God, dat kan iedereen met heel verschillende kwaliteiten en op heel verschillende manieren.

Ga eens na – aan wie kun jij aandacht geven. Hoe kun jij uit je comfortzone stappen? En als je het lastig vindt, praat er eens over met een ander. Vraag het Osama, onze evangelist – kan ik misschien op een of andere manier helpen bij je werk?

God zoekt je op – waar je bent en roept je tevoorschijn. Waar ben je? Blijf je zitten waar je zit, of kom je in beweging?

Amen