‘Hoe machtig mooi klinkt uw naam over heel de aarde’

Preek over Psalm 8

Inleiding- van wie is de aarde?

Van wie is eigenlijk deze aarde? Je kent misschien wel van die plaatjes over onze ecologische voetafdruk. En daar staat dan iets bij als: als de hele wereld net zoals wij Nederlanders zou leven, zouden we eigenlijk drie of vier aardes nodig hebben. Die plaatjes roepen op om zuiniger om te gaan met de aarde. Kijk, hier zie je zo’n plaatje. BEAMER Je hier bewust van worden is natuurlijk goed. Tegelijk zit er ook een andere kant aan. Het plaatje lijkt te zeggen dat de aarde er natuurlijk voor ons mensen is: wij hebben samen een aarde tot onze beschikking en die moeten we goed gebruiken om als mensen te overleven.

Vaak lijken we zo te denken over de aarde: de aarde is ons huis en wij moeten zorgen dat het een goed en veilig huis voor ons mensen is. Wij als mensen hebben het hier voor het zeggen. Misschien zeg je – nou dat herken ik niet zo hoor. Maar als we het wat kleiner maken: als je een tuin hebt, dan zeg je: dit is mijn tuin. En zo ga je er dan meestal ook mee om.

In mijn vakantie ben ik bezig geweest in de tuin. Samen met Idelette maakte ik plannetjes: daar moet dat groeien en daar dat. Sommige planten trokken we eruit. We zaaiden andere planten in. Helaas waren er vorig jaar ook veel slakken. Daar willen we dan ook iets aan doen. Niets vreemds aan toch. Je doet met je tuin wat je wil. Misschien wil jij er wel heel weinig mee en zorg je voor een onderhoudsvriendelijke tuin waar niets groeit, want dat geeft maar gedoe. Dat moet je toch zelf weten, het is toch jouw tuin? Net zoals ik moet weten wat ik met mijn tuin doe.

Maar waarom zou die tuin meer van mij zijn dan van de slakken, de mieren, de paardenbloemen, de mossen, de merels, de egels en wie er ook maar zou willen wonen? Waarom ben ik of jij er de baas van en zij niet? Van wie is de aarde?

In deze tijd valt krijg je de kans om ER wat anders tegenaan te kijken. Nu wij mensen door de coronacrisis wat minder plek innemen, wordt meer zichtbaar dat er ook nog anderen te zijn. Een paar maanden geleden werd het al geconstateerd: de vogels zingen weer in Wuhan. De lucht was de afgelopen weken vaak helder blauw, zonder allemaal condensstrepen in de lucht. De natuur bloeit op. Er is meer ruimte voor dieren en planten.

Ik maak nu wat vaker een wandelingetje. En ik zie veel meer leven in mijn omgeving. Het valt me meer op: vogels, bomen, planten. Het dringt meer tot me door: het gaat niet alleen om ons. Wij staan niet centraal. Als wij er als mens niet meer zouden zijn, als we uitgeroeid zouden worden door een virus, dan zou de aarde om de zon blijven draaien. Vogels zouden blijven zingen – waarschijnlijk nog meer – en de natuur zou opbloeien. Voor de meeste levende wezens zou de aarde een betere plek zijn zonder ons.

Van wie is deze aarde? Misschien vind je dat een gekke vraag. Het is toch duidelijk: de aarde is toch van ons? Juist als christenen weten we dat toch ook. Wij zijn toch niet zoals biologen beweren een zoogdier zoals zoveel andere dieren? We zijn toch uniek, geschapen naar Gods beeld, bedoeld om over Gods schepping te heersen? Zegt Psalm 8 dat ook niet?

Het gaat om God

Nee, dat is niet het punt van Psalm 8. Het gaat in Psalm 8 niet vooral over de mens. Het gaat om God.

Kijk maar naar het begin en het einde van de Psalm: ‘Heer onze Heer, hoe machtig is uw naam op heel de aarde.’ Of zoals ik het las in de Bijbel in de Twentse Sproake: Wat machtig mooi klinkt uw naam over de hele aarde.

Het gaat niet om ons, het gaat om God, om zijn naam die in alles overal klinkt. Op de aarde zijn mensen maar nietig en klein.

De positie van de mens is ‘als bijna een god’, zegt Psalm 8, maar dat is vooral om daarmee nog meer Gods macht te laten zien. Want eigenlijk is dat te bizar voor woorden, dat de mens ertoe zou doen. Zo’n klein en kwetsbaar wezen. Gods glorie wordt zichtbaar in de mens. Als mens ben je beeld van God, niet omdat je zo supersterk bent. Het is eerder andersom: omdat je zo klein en kwetsbaar bent kan juist Gods kracht zichtbaar worden. Tegenover de vijanden van God – dat zijn in Bijbel de mensen die zelf wel bepalen wat goed is om te doen – bouwt God een macht uit het gebrabbel van baby’s en kleine kinderen.

Het is een van de mooiste dingen: kleine kinderen die geluidjes beginnen te maken. Gelijk bij de geboorte al – als het kind begint te schreeuwen is het goed. En wat een geluid komt er uit zo’n kleintje. En als ze dan iets groter beginnen te worden en andere geluidjes maken. Als ze beginnen te lachen. Het is een van de prachtigste dingen die je kunt horen en zien. Een baby die lacht. Daarin zie je Gods sterkte – sterker dan het geklets van mensen dat ze zelf wel uitmaken wat ze doen. Dat lijkt misschien wel heel stoer en sterk, indrukwekkend, maar God heeft die grootspraak niet nodig. Hij heeft genoeg aan babygeluidjes om zijn macht te laten zien.

Dat zegt ook wel iets over de soort macht waar God voor staat. Dat is niet zomaar de macht van supersterk zijn en alles kunnen. Het is vooral ook de macht van liefde. Van verwondering. Van een machtig leger kun je onder de indruk zijn, kun je bang worden, maar een klein kindje roept iets goeds op: verwondering, liefde, het verlangen te beschermen. Als het moet geven mensen hun leven voor een kind.

En toch is God niet soft. Kijk maar naar het hemel. Naar het bijna oneindig grote heelal. Het gaat me altijd duizelen als ik daarover nadenk. Het licht van de zon doet er acht minuten over om bij de aarde te komen, terwijl licht 300.000 kilometer per uur reist. En dan is de zon eigenlijk heel dichtbij. Er zijn in ons sterrenstelsel honderden miljarden sterren als de zon. Niet te tellen. Stel je zou er vanaf je geboorte elke seconde een tellen en je werd tachtig jaar dan had je er aan het eind van je leven pas tweeënhalf miljard geteld. En dan zijn er naast ons sterrenstelsel met z’n honderden miljarden sterren nog weer een paar honderd miljard andere sterrenstelsels. Ik kan het niet bevatten. (Kijk eventueel ook eens dit filmpje.) Als ik er over nadenk word er ik eerlijk gezegd bijna gek van.

Soms heb ik zelfs het gevoel dat ik mijn geloof erbij verlies. Als het heelal zo groot is en de aarde zo klein waarom zou er dan een god zijn die zich om de aarde bekommert, of om mensen, of om mij? Dat is toch niet voor te stellen? En dat is precies de vraag van Psalm 8

Zie ik de hemel, het werk van uw vingers,
de maan en de sterren door u daar bevestigd,
wat is dan de sterveling dat u aan hem denkt,
het mensenkind dat u naar hem omziet? (Psalm 8:4-5)

Ongelooflijk dat God uit alle planeten die er zijn, zich richt op de aarde en op de mens. Dat Hij naar ons omkijkt. Dat wij gemaakt zijn om op Hem te lijken. Dat Hij op deze aarde bij ons is geweest en een mens is geworden als wij. Dat Hij het kunstwerk van de aarde in onze handen legt.

Laten we zingen van die verwondering: Psalm 8:1-3

De vernietiging van het kunstwerk

Het gaat dus niet om de mens en toch is de mens bijna als een god gemaakt. Beeld van God. Het kunstwerk dat God gemaakt heeft, legt Hij in onze handen.

Maar hoe gaan we dan om met dat kunstwerk? Stel je voor dat je in het rijksmuseum bent en je staat bij de Nachtwacht[1] te kijken en opeens komen er allerlei mensen naar het schilderij toegelopen. Ze gaan veel te dichtbij staan. Eentje drukt haar hoofd tegen het schilderij om een selfie te maken. Een ander haalt een mes tevoorschijn om een stukje uit het schilderij te snijden om mee naar huis te nemen en een derde schrijft met een viltstift in een hoekje ‘Pieter was hier’.

Als je dat ziet gebeuren, probeer je die mensen tegen te houden, je roept om hulp of wat maar. Het zou wereldnieuws zijn: dat mensen zo omgaan met een van de beroemdste kunstwerken allertijden. Hoe durven ze! Nu is Rembrandt al honderden jaren geleden overleden en toch zouden we waarschijnlijk vinden dat mensen die zoiets doen nooit meer toegang tot een museum zouden moeten krijgen.

Maar nu hoe gaan wij om met Gods kunstwerk? Terwijl God erbij is wordt erin gesneden, worden er stukjes uit verwijderd, wordt er overheen gekrast. Als mensen eten we samen meer vlees dan goed voor de aarde is. We laten we eten en drinken van de andere kant van de wereld komen, wat dat ook aan brandstof en vervuiling kost. Als het mogelijk is gaan we op verre vakanties en laten daarvoor in Lelystad een nieuw vliegveld aanleggen. We noemen door God geschapen planten en dieren onkruid en ongedierte en roeien dat uit in onze tuinen van onze akkers, vaak met grote schade voor ook andere dieren planten. We verstoken jaarlijks kilo’s aan brandstof voor onze auto’s, enzovoort, enzovoort. Gods kunstwerk wordt aan alle kanten bekrast.

De problemen worden gelukkig steeds meer erkend. En als mensen zoeken we naar oplossingen door elektrische auto’s, zonnepanelen, scharrelvlees en zo nog wat dingen en we hopen dat de wetenschap nog andere oplossingen vindt voordat de aarde is opgebrand. Maar de aantasting van de schepping is niet allereerst of alleen een technisch probleem. Het is niet een ongelukkige samenloop van omstandigheden.

Wij zijn zelf het probleem. De verwondering van Psalm 8 – wat is het mensenkind dat u naar hem omziet – is heel vaak omgeslagen in – je moet uit het leven eruit halen wat erin zit, zorg dat je niets tekort komt en maximaal geniet. Dat God zijn schepping aan ons tóevertrouwd heeft, zijn we als mensen vaak vergeten. De verwondering over het geschenk verdwijnt, het is een vanzelfsprekendheid geworden: deze aarde is van ons, de dieren zijn van ons, ze zijn er voor ons, zodat wij van ze kunnen genieten door ze op te eten, ons ermee te vermaken. De hele aarde is van ons en je moet zorgen dat jouw stukje niet kleiner is dan dat van anderen.

Maar de wereld is niet geschapen voor ons genot en plezier. Heel lang geleden zij Basilius de Grote, een kerkvader van lang geleden het al in een preek ‘We moeten niet denken dat alles voor onze magen is geschapen.’[2] De wereld is gemaakt als kunstwerk van God, waarin Hij zijn grootheid uitdrukt. Onze bestemming is die grootheid te zien en God daarvoor te prijzen. Maar als we als mensen de verwondering en aanbidding verliezen, verliezen we onze bestemming. Dan zijn we overbodig op aarde. De aarde zucht en kreunt onder onze zoeken naar genot en plezier.

En intussen kunnen we zelf als mensen samen ook niet goed anders meer. Hoewel het probleem van milieuvervuiling al zo’n halve eeuw bekend is, slagen we er als mensen tot nu toe niet in echt anders te gaan handelen. Om zo te gaan leven dat we niet teveel schade toebrengen aan de aarde. Ikzelf ook niet. We zitten vast in een manier van leven. We zijn eraan verslaafd. Je kunt je daar als individu niet gemakkelijk van losmaken.

De nieuwe mens Jezus en wij

Maar er is goed nieuws. Er is een Bevrijder. Daarvoor is Jezus gekomen. Om ons te bevrijden ook van onze verslaving aan steeds maar meer. In het Nieuwe Testament, Hebreeën 2, wordt Psalm 8 betrokken op Jezus. Jezus is voor een tijd een gewoon mens geweest met alle kwetsbaarheden die daarbij horen. Maar aan Hem heeft God het werk van zijn handen nu toevertrouwd. Hij regeert. Psalm 8 is daarom ook een populaire Psalm voor Hemelvaart. Met hemelvaart vieren we dat Jezus de troon bestijgt die God Hem geeft.

Hij is de koning van een nieuwe wereld die komt. En daar wordt alles anders van. Bedenk maar eens wie Jezus was. Hij was een mens als wij en tegelijk eerde Hij alleen God. Nooit zichzelf. Hij ging niet voor maximaal genot. Eruit halen wat erin is. De Zoon van de mens heeft geen plek om zijn hoofd neer te leggen (Matteüs 8:20). Hij werd arm om ons rijk te maken (2 Korintiërs 8:9). Dat rijk zijn is niet wat wij vaak onder rijk zijn verstaan. Dat is niet zoveel mogelijk spullen hebben of zo veel mogelijk kunnen reizen. Maar het is dat we weer verbonden zijn aan God. Dat we weer gaan ontdekken hoe machtig mooi Gods naam klinkt over heel de aarde. Dat daar onze oren en ogen voor open gaan. Dat we God daarvoor meer gaan prijzen en gaan zorgen voor zijn kunstwerk. Dat we gaan zien dat de wereld om ons heen vol leven is dat elk op eigen manier gemaakt is om God te prijzen. Wij hebben een bijzondere plek gekregen in de schepping, maar het gaat God zeker niet alleen om ons.

Hoe dat er precies uit kan zien, daar valt praktisch veel meer over te zeggen dan ik nu in de preek kan doen, maar ik weet wel dat als de mens tot zijn recht komt, komt de schepping het ook. Het begint bij verwondering: Hoe groot is uw naam op deze aarde. Misschien goed om zo eens om je heen te kijken: waar zie ik Gods grootheid in de schepping? Wat kan ik doen om die grootheid te beschermen? Begin klein: in je tuin, in je buurt, in de omgeving van Kampen.

Als wij vernieuwd worden met Christus dan wordt de schepping het ook. Dan passen we bij elkaar. Ik las in dat verband een bijzonder verhaal van over Matushka Olga Michael. Ze stierf in 1979. Ze was de vrouw van een orthodox priester in Alaska. Ze was verloskundige en had veel aandacht voor vrouwen die misbruikt waren. Ze leefde sober met haar gezin, deelde eten en kleding met de mensen in haar omgeving die meestal arm waren. Ze overleed in november. Dan is het al zo koud in Alaska dat bijna niemand naar de begrafenis kan komen. Maar er stak een Zuidenwind op die het water deed ontdooien, zodat veel mensen toch met hun boten konden komen. Toen ze het graf groeven bleek de aarde niet bevroren en tijdens de begrafenis vloog er groep vogels over die normaalgesproken al weggetrokken waren naar het Zuiden. De avond na de begrafenis ging de winter weer gewoon verder.

In die gebeurtenis kun je iets zien van wat Psalm 8 zegt: alles heeft God aan de voeten van de mens gelegd. Dat gebeurt niet als je de schepping overweldigt en vernietigt, maar als je leeft in verbinding aan Christus. Aan zijn voeten ligt alles al. En wie bij Christus hoort, ontvangt dat met Hem.

Van wie is deze wereld? Die is van God. En het is ons huis. Wij mogen er wonen: mensen, dieren, planten, bomen en nog zoveel meer. Wij mogen er genieten van de grootheid van God. Wie gelooft in God kan niet anders dan met heel veel eerbied met de wereld omgaan. Het is zijn kunstwerk. Jezus gaf zijn leven voor deze wereld. En de heilige Geest zucht mee met het zuchten van de schepping. Want veel is kapotgemaakt en veel gaat kapot. En tegelijk: er is hoop door Jezus. En iets van die hoop kan zichtbaar worden in jouw leven. In jouw zorg voor deze aarde voor deze schepping. Open je ogen en je oren en hoor en zie het en laat het zien: machtig mooi klinkt Gods naam over heel de aarde.

Amen

Bij het schrijven van deze preek heb ik naast diverse commentaren gebruik gemaakt van:

J.M. Burger, Hoop voor een zuchtende schepping: Reflecties over lijden en ecologie bij Romeinen 8. Baarn: Willem de Zwijgerstichting, 2020.

Trees van Montfoort, Groene Theologie. Middelburg: Skandalon, 2019.

Koos van Noppen, Messentrekkers bij de nachtwacht. (2018)

Elizabeth Theokritoff, Living in God’s creation: Orthodox Perspectives on Ecology, Yonkers: St Vladimir’s Seminary Press, 2009.


[1] Enigszins aangepast ontleen ik dit beeld aan Koos van Noppen

[2] Basilius van Caesarea/de Grote, Hexaemeron V.4. geciteerd bij Elizabeth Theokritoff.