Het wordt weer licht!

Preek over Micha 7, vierde advent 2019

Inleiding

[dia 1]

Het wordt weer licht! Dat is een mooie gedachte. Tegelijk zit er ook een donkere kant aan – kennelijk is het nu nog donker. Kennelijk is het nog niet helemaal licht. Eigenlijk houd ik er niet zo van daarbij stil te staan. De afgelopen weken heb ik wel gewezen op de negatieve kanten van onze tijd – milieuvervuiling, uitbuiting van mensen. Maar dat kwam toch vooral ook voort uit de teksten die we bij Micha lazen. Ook vandaag komen we dat weer tegen. Micha ziet de duisternis van zijn tijd echt onder ogen.

Ik zat mij af te vragen wat ik had gedaan als Micha vandaag in onze tijd rondliep en zijn profetieën die we lazen in Micha 7:1-7 vandaag liet klinken. Misschien had hij als hij om zich heen keek niet eens zulke andere dingen gezegd. Ok, het begin van zijn woorden was misschien anders geweest.

Micha in onze tijd (7:1-6)

[dia 2]

‘Ongelukkige die ik ben, het is als bij de late oogst, als bij de laatste pluk: geen volle druiventros meer om te eten, geen vroege vijg meer, waarnaar ik smacht.’ Micha komt uit een landbouwcultuur, maar wie een druivenplant of een vijgenboom in z’n tuin heeft staan, snapt het beeld misschien nu ook nog wel. Wij hebben zelf een vijgenboom in de tuin staan. Er zitten nog steeds vruchten aan en sommige worden ook nog wel rijp. Je kunt ze wel eten, maar er zit eigenlijk geen smaak meer aan. Of denk aan een druivenplant waar in het najaar nog hier en daar een zielig half trosje hangt met wat kleine druifjes. Het is niet wat het geweest is, zegt Micha. Ik smacht naar een rijpe zoete vijg, maar er is alleen maar zo’n smakeloos ding. Dat betrekt Micha op zijn tijd en samenleving, maar ook in andere gevallen ken je die ervaring misschien wel. Ik moest in deze donkere tijd van het jaar ook denken aan wintersomberheid en depressie. Depressie ook die je misschien ook wel kent: vroeger had het leven nog smaak, maar nu al lang niet meer.

Maar Micha betrekt het op goedheid en eerlijkheid:

[dai 3] De goede mensen zijn verdwenen: ‘2Zij die trouw waren zijn verdwenen uit het land, niemand is nog rechtschapen. Allen zijn op bloed belust, iedereen belaagt zijn naaste. 3Ze bekwamen zich in het kwaad: alleen voor geld stellen leiders een onderzoek in, rechters spreken recht tegen betaling, hooggeplaatsten zeggen wat hun het beste uitkomt, en zo houden zij het recht op afstand.’ Het klinkt nogal zwart-wit, maar hooggeplaatsten die zeggen wat het beste uitkomt. Politici die niet zozeer zoeken naar wat het beste is voor het land, maar wat het beste is voor hun populariteit of zelfs voor hun eigen financiën – dat is intussen een gewoon verschijnsel geworden. Er zijn steeds meer aanwijzingen en bewijzen dat machtige regeringsleiders als Trump, Putin, Erdogan, Assad, Boris Johnson, Khamani niet het belang van hun volk dienen, maar dat van hun eigen welzijn.

Je kunt bij deze tekst ook terugdenken aan de tekst die we vorige week bij Micha lazen: [dia 4] ‘Er is jou, mens, gezegd wat goed is, je weet wat de HEER van je wil:
niets anders dan recht te doen, trouw te betrachten
en nederig de weg te gaan van je God.’
God heeft de goede weg wel laten zien, maar niemand lijkt die weg meer te gaan.

Het recht wordt aan de kant gedrukt, trouw is schaars en mensen komen vooral op waar zij recht op menen te hebben. Ze zien zichzelf en hun rechten als het belangrijkste en dat God daar nog bovenuit gaat, dat nederigheid ook goed is, dat zijn ze kwijt. Als dat zo gaat, wordt de wereld onveilig.

[dia 5]

‘4De deugdzaamste van hen is als een doornstruik, de oprechtste is erger dan een stekelhaag ‘

Je kunt elkaar niet meer vertrouwen.

5Geloof je naaste niet, vertrouw je vriend niet, let op je woorden, ook bij wie er in je armen ligt. 6De zoon veracht zijn vader, de dochter verzet zich tegen haar moeder, de schoondochter tegen haar schoonmoeder, en huisgenoten blijken vijanden.’

‘De dag van straf, door uw wachters aangekondigd, is gekomen, en het volk is in beroering!’

God heeft het allang aangekondigd door profeten. Gebrek aan trouw, recht en nederigheid straft God. Nog steeds kun je de gevolgen van zulk gedrag zien. Het ontwricht de samenleving. Oneerlijkheid, onbetrouwbaarheid, egoïsme van leiders en van burgers deden het afgelopen jaar voortdurend weer andere mensen protesteren. Dat is ook een gevolg van de daden van mensen. Zit daarin dat mensen zichzelf te belangrijk vinden? Dat het vertrouwen, het geloof in God verdwijnt? Zou je daar ook de straf van God in kunnen zien?

Som hoor ik mensen daar ook wel over somberen: het gaat bergafwaarts met Nederland, want steeds minder mensen geloven nog. Verdwijnt de kerk ook? Joep van het Hart doet al jarenlang onderzoek naar religie en kerk bij het Sociaal Cultureel Planbureau. Het SCP berekende: elke dag haken 276 christenen af. En Joep van het Hart zei deze week in de krant: “Ik denk dat de kerk over 50 tot 70 jaar niet meer bestaat.” Zou het waar zijn? Ook daar kun je somber van worden.

Niet alleen voor de kerk, maar ook voor de samenleving. Je hoeft niet perse gelovig te zijn om goede dingen te doen. En toch: veel mensen worden daar juist wel door geïnspireerd: uit onderzoek blijkt ook dat veruit het meeste geld voor niet-christelijke goede doelen gegeven wordt door christenen (en dan geven ze ook nog geld uit aan christelijke goede doelen!). Ook blijkt uit onderzoek dat kerkmensen veel meer dan gemiddeld actief zijn in vrijwilligerswerk. Geloof in God kan wel degelijk een positief effect op je leven en ook op de samenleving hebben.

Je zou die woorden van Micha dus ook wel op deze tijd kunnen betrekken. Verdwijnen met het geloof in God ook recht doen en trouw zijn? Waar kan dat nog op gebaseerd worden als je niet meer kunt of wilt geloven dat er iets of iemand is die hoger is dan jezelf? Dat jezelf en jouw groep niet het belangrijkste is, maar dat er iets of iemand bovenuit stijgt?

Niet pessimistisch

Ik zei eerder al: ik houd helemaal niet van gesomber. De woorden van Micha – en woorden van anderen die zo tegen onze tijd aankijken – vind ik maar moeilijk te verteren. Zulke woorden zetten me klem: was het vroeger echt beter in de samenleving, in de kerk, in gezinnen? En zo ja, wat schiet ik daarmee op? Het geeft al gauw een machteloos gevoel. Wat doe je eraan, als het waar is dat alles minder wordt en achteruit gaat? Dan kijk ik liever naar de positieve dingen. En tegelijkertijd kan dat soms ook voelen alsof ik mijn ogen maar sluit voor wat er niet goed is. Soms doe ik dat bijna letterlijk: de gordijnen dicht, gezellig bij het licht van de kerstboom. Even niet al die negativiteit bekijken.

Micha weigert zijn ogen te sluiten. En hij wil de oren en ogen van zijn luisteraars openen. Toch is hij gelukkig geen somberaar. Hij laat zich niet klem zetten door zijn negatieve waarnemingen of gedachten. Hij ziet een samenleving waar van alle misgaat, maar hij voegt eraan toe: [dia 6] ‘Maar ik, ik blijf uitzien naar de HEER, ik blijf hopen op de God die mij redding zal brengen. Hij zal mij horen, mijn God.’ Daar zit iets heel krachtigs in. Al leeft iedereen zonder God, ik blijf met God leven. Ik blijf op Hem vertrouwen!

Ik weiger om met de stroom mee te zwemmen. Ik ga er tegenin. Ik ga er tegenin als mensen zeggen dat het allemaal wel meevalt met het onrecht. Ik zwem niet met de stroom mee van mensen die zelf ook maar met het onrecht meedoen. Micha zwemt niet meet met de stroom van negatievelingen die geen enkel uitzicht meer hebben. Ook al ziet hij zelf geen oplossing. Hij kijkt uit naar de HEER.

‘Maar ik, ik blijf uitzien naar de HEER.’ Tegen alles en iedereen in. Daarin hoor ik ook een vraag, een uitnodiging. Waar sta jij? Doe je mij met het onrecht? Sluit je je ogen ervoor of word je er wanhopig van? Of zwem je tegen de stroom in? En blijf je ondanks alles wat er gebeurt in de wereld om je heen uitzien naar de HEER, hopen op God die redding zal brengen?

Hopen is een activiteit

Het klinkt passief – uitzien naar de HEER, hopen op God. Dat is als wachten. Maar het is niet gewoon je tijd uitzitten. Het is een activiteit: uitzien, hopen. Je staat op de uitkijk. Hopen is ook zoiets. Hopen betekent volhouden, ook als soms alles tegen lijkt te zitten. Hopen is  verwachten wat je nog niet kunt zien. Hopen gaat niet vanzelf. Dat moet gevoed blijven worden. Je moet de hoop, de verwachting levend houden. Dat kun je doen door ervan te blijven zingen, te blijven lezen, er met anderen over te blijven praten, te blijven bidden. Door in je gedrag ervanuit te gaan dat het niet altijd blijft zoals het nu is. De dingen doen vanuit hoop.

Als je denkt dat het leven nooit beter wordt, dan geef je de hoop op en dan doe je mee of met de mopperaars, de somberaars, of je gaat zelf ook verkeerde dingen, of je sluit je ogen ervoor. Maar wie hoop heeft dat het anders wordt legt zich er niet bij neer. Je blijft het goede doen, ook al lijkt het soms niets te veranderen. Je gaat goed met Gods schepping om, ook al lijkt het alleen maar slechter te gaan. Je probeert eerlijk te zijn, ook al zie je heel veel oneerlijkheid.

Uitzien naar de HEER, hopen op God is echt een activiteit. Dat zorgt ervoor dat de hoop blijft bestaan.

In het gedeelte dat we vanochtend lazen zie je dat ook op een bijzondere manier.

De hoop bewaard

Ik kan me voorstellen dat je het niet gelijk gemerkt had, maar in de Bijbellezing zat een grote tijdsprong. Heel waarschijnlijk is het laatste stuk uit het boek Micha niet van Micha zelf, maar van een veel latere datum. [dia 7]

Het gaat van vers 8 wel verder in de ik-vorm, maar dat is niet Micha. In het Hebreeuws gaat het om een vrouwelijke ‘ik’.[1] Als je verder leest, lijkt het te gaan over Jeruzalem. Zij wordt sprekend ingevoerd. Dat speelt dan in een tijd nadat Jeruzalem verwoest is. Dat gebeurde in 587 voor Christus, dus meer dan 100 jaar na Micha’s uitspraak van vertrouwen.

Micha leefde al in een tijd waarin het moeilijk was om te blijven geloven. Maar toch hebben hij en anderen dat vol te houden. Meer dan honderd jaar zijn er mensen geweest die de moed niet hebben opgegeven en de hoop bewaard. En die hoop is zelfs zo sterk dat als Jeruzalem verwoest is en alles verloren lijkt ze nog steeds zeggen: God zal het goed maken!

Stel je voor – alle hoop verloren. Micha leek al haast de hoop te verliezen vanwege alle slechtheid van de mensen in zijn tijd. Maar meer dan honderd jaar later, lijkt het alsof God zelf zich tegen de mensen heeft gekeerd. Een vreselijke oorlog – Jeruzalem verwoest. Iedereen lacht Israël uit ‘waar is dan de HEER je God?’

En toch zijn er nog steeds mensen die de hoop niet opgeven.

Leven uit de hoop

Ze hebben de hoop niet opgegeven, want ze vertrouwen op de HEER. Ze kennen hem als degene die recht zal doen en trouw is. Hij is hun houvast. De mensen kunnen om ons lachen. De wereld kan donker lijken, maar toch de HEER is mijn licht.

Zelfs als God straft.

[dia 8] Deze tekst kwamen we vorige week ook al even tegen:

9De toorn van de HEER zal ik dragen
– ik weet, ik heb tegen hem gezondigd –
tot hij voor mij heeft gepleit,
mij recht heeft verschaft.
Hij zal me naar het licht voeren
en ik zal zijn gerechtigheid aanschouwen.’

Jeruzalem ligt in puin. Er zijn vreselijke dingen gebeurd en toch zeggen de mensen: we zullend e straf dragen, want hier blijft het niet bij. God zal het omkeren. Hij zal recht doen. Hij zal me de plek geven die me past, naar het licht voeren. Ik zal het goede leven, eerlijkheid, en recht weer zien.

Hoop op God

Waar komt dat vertrouwen vandaan? Dat is een vertrouwen dat gebaseerd is op wie God is. De preek wordt te lang om het hele hoofdstuk te behandelen, daarvoor maken we een sprong naar het einde van het hoofdstuk. [dia 9]

‘Want wie is een God als u?’ Dat is een woordspeling met de naam Micha. Die betekent ‘Wie is als de HEER?’ Daar heeft Micha telkens zijn vertrouwen gevonden in de HEER. In wie Hij is. Hij is een God anders dan alle andere machten.

Hij laat ons niet met de consequenties van onze daden zitten, maar vergeeft. Liever dan te blijven straffen, blijft Hij trouw. Hij zal doen wat Hij heeft beloofd.

Daar geloofden mensen in toen Jeruzalem verwoest was. Toen ze er niets van zagen van die goedheid van God. Maar ze hielden eraan vast. En die mensen kregen gelijk. De mensen die hoopten op God bleken geen wereldvreemde zweverige types, maar wat zij hoopten gebeurde. God stuurde Jezus, God toonde zijn trouw. God deed alles wat er tussen Hem en ons in staat, weg. Naar bodem van de zee, weg met onze zonden.

En daarom ook vandaag: Al is het donker. In deze wereld. Je hoeft niet te proberen het donker te negeren door alleen naar het kleine kaarsje te kijken dat je aan kunt steken. Blijf maar hopen, uitzien op God. Want Hij zal redding brengen.

Dat hopen dat is iets actiefs. Dat betekent: dat we de verhalen van God met elkaar blijven delen. Blijven zingen. Blijven zoeken naar vormen die passen bij deze tijd. Voor kinderen en voor jongeren. De dingen die je doet niet alleen aanpassen op de situatie hier en nu, maar ook op de toekomst van God die nog komt. Misschien mooi om daar de komende tijd over na te denken en over door te praten: hoe houd ik de hoop levend op Gods redding in de wereld? Hoe doe ik dat voor mezelf – hoe doe ik dat samen met anderen? Hoe blijf je uitzien naar de HEER.

 Houd vol en geef niet op, want je kunt erop rekenen: Het wordt licht. God zelf zal je naar het licht voeren.


[1] Zie de vocalisatie van אֱלֹהָ֑יִךְ  ‘jouw (f) god’ in 7:10.